De tekst van de concept omgevingsvisie ligt op tafel. GroenLinks Statenlid Fred Kramer betoogde bij de behandeling in de commissie dat er, om de ambitie voor een gezonde en veilige leefomgeving die goed is voor mens, plant én dier waar te maken, een tandje bij zal moeten. De visie is te weinig concreet en er worden ook verkeerde keuzes gemaakt.

Zo wordt wat GroenLinks betreft het fietsnetwerk veel eerder afgerond dan in 2050, gaat het grote geld niet meer naar het aanleggen van wegen maar naar het openbaar vervoer, gaan we onze waardevolle, karakteristieke Noord-Hollandse landschappen beter beschermen en en gaat de provincie niet mee in de groei van Schiphol als de gemeten geluidsproductie en ervaren geluidsoverlast niet afneemt en de luchtkwaliteit rond Schiphol niet sterk verbetert.

Na de zomer stellen de Provinciale Staten de conceptvisie vast. Wordt vervolgd dus!

Lees hieronder de volledige spreektekst van Fred Kramer:

Het concept Ontwerp Omgevingsvisie is zeer lezenswaardig, een doorwrochte en overwegend consistente vertaling van Koers in Visie, waar burgers en alle relevante partijen nauw bij betrokken zijn geweest. Petje af voor al diegenen die hier de afgelopen twee jaar hard aan hebben gewerkt. U verwacht van GroenLinks echter niet alleen complimenten. Ik zal u niet teleurstellen.

  1. Economische groei en leefbaarheid. Een goede balans tussen beide zal niemand op tegen zijn. Echter, als het wettelijk kader de ondergrens vormt voor de leefbaarheid (= basiskwaliteit leefomgeving), ligt het primaat van de groei op de loer. Het ontwikkelperspectief voor Schiphol is een duidelijk voorbeeld waarin leefbaarheid op de tweede plaats komt. Van balans kan hier pas sprake zijn als de groei van Schiphol wordt gerelateerd aan de gemeten geluidsbelasting, de ervaren geluidsoverlast (waarin ook vliegfrequentie een rol speelt), de effecten van (ultra)fijnstof op de gezondheid en de mate waarin Schiphol bijdraagt aan het halen van de klimaatdoelen.
  1. Klimaat en energietransitie. Of een traject tot 2030 op basis van het huidige klimaatakkoord voldoende ambitieus is om als provincie in 2050 klimaatneutraal te zijn, hebben wij zo onze twijfels bij. Wat de energietransitie betreft, missen wij in de regionale energiemix de categorie ‘wind op land’. Zorgvuldige inpassing in het landschap, het benutten van plekken die zich daar bij uitstek voor lenen en ruimte geven aan burgercollectieven om hun eigen transitie te kiezen, vragen om herijking van het beleid.
  1. Bouwen in het groen. GroenLinks onderschrijft de inzet om zoveel mogelijk van de woningbouwopgave te realiseren binnen bestaand stedelijk gebied. Daarmee wordt voorkomen dat waardevolle natuur en landschap in de provincie al te makkelijk en onnodig worden opgeofferd aan de druk vanuit de bouwopgave en de bouwlobby. De onderbouwing van het pleidooi van enkele gemeenten in de Noordkop om buiten de dorpen en steden meer te mogen bouwen voor de eigen bewoners (jongeren en terugkerende bewoners) is te dun om de degelijke behoefteprognoses terzijde te schuiven. Wel moet er ruimte blijven voor kleinschalige uitbreidingsprojecten waar geen provinciale waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie in het geding zijn.
  1. Natuur, landschap en recreatie. De inzet is om natuur en waardevolle landschappen te beschermen en te benutten voor daarin passende vormen van recreatie. Wat echter ontbreekt is het benoemen van die waardevolle, karakteristieke Noord-Hollandse landschappen. Die horen thuis in de Omgevingsvisie, zo niet dan in elk geval in de Omgevingsverordening. GroenLinks wil graag dat de waardevolle (top)landschappen, waaronder het kustlandschap, worden aangewezen als ‘bijzondere provinciale landschappen’ als bedoeld in artikel 1.12, lid 3 van de Wet Natuurbescherming. Ook bepleiten wij dat dierenwelzijn expliciet wordt benoemd als uitgangspunt voor ruimtelijke ontwikkelingen in de agrarische en de recreatieve sector.
  1. Mobiliteit. GroenLinks is niet blij met de brede inzet op het verbeteren en versterken van de infrastructuur voor alle vormen van mobiliteit. Het liberale beginsel van een ‘vrije vervoerskeuze’ zit een rationele afweging en prioritering in de weg. Wil het beslag van de verkeersinfrastructuur op de provinciale middelen niet nog verder uit balans raken -hier is die term op z’n plaats!- dan zullen keuzes gemaakt moeten worden. Wat GroenLinks betreft ligt de prioriteit bij snelle afronding van het regionale fietsnetwerk -dus niet pas in 2050!- en verbetering van de regionale infrastructuur van het OV, waarin nieuwe vervoersvormen als lichtrail een belangrijke rol kunnen vervullen. Dit vergt verschuiving van de investeringsmiddelen van auto-asfalt naar OV, fiets en e-bike.
  1. Koersvastheid ontwikkelprincipes. Sommige principes duiden op afzwakking van de Koers. Twee voorbeelden. 1) Bij de bodemdaling in veenweidegebieden wordt ingezet op ‘verminderen’ en ‘afremmen’, terwijl de Koers ook inzet op het ‘stoppen’ en ‘zo mogelijk herstellen’. 2) De Koers gaat uit van het ‘zo spoedig mogelijk’ voldoen aan de WHO-normen voor luchtkwaliteit, maar de Visie kiest voor het bereiken van die normen ‘in 2050’.
  1. Sturingsfilosofie en Omgevingsverordening. Jammergenoeg biedt de visie weinig zicht op wat wel en niet zal worden uitgewerkt in de Omgevingsverordening. In elk geval zal de gekozen sturingsfilosofie recht moeten doen aan de provinciale verantwoordelijkheden t.a.v. (onder meer) natuur, landschap en cultuurhistorie. Dat is alleen het geval als de waarden die bescherming behoeven expliciet worden vastgelegd in de Verordening, waarmee partijen ook weten waar zij aan toe zijn. Ruimte voor initiatief mag nooit betekenen dat de provincie geen verantwoordelijkheid meer draagt of kan dragen voor naleving van die waarden.

GroenLinks vraagt Gedeputeerde Staten om de tekst op bovengenoemde onderwerpen nu al aan te scherpen, in elk geval op de onderdelen die een afzwakking van de koers inhouden.