De afgelopen weken waren er veel bijeenkomsten over de transitie - of nog liever - de transformatie van de jeugdzorg. Zo organiseerden de jeugdzorginstellingen een ontmoeting met pleegouders, gingen we met de commissie op bezoek bij de CJG-coaches in Zandvoort en organiseerde het transitiebureau Voor de jeugd een informatiemiddag. De overdracht van de jeugdzorg naar gemeenten is een enorm veranderingsproces dat hopelijk ook echt voor verandering gaat zorgen.

Waar begint het?
Een van de belangrijkste uitgangspunten van de overdracht is dat de jeugdzorg simpeler kan, dichterbij mensen en veel meer vanuit de mens om wie het gaat zelf. Een omslag in het denken: van hulp van bovenaf naar samen zoeken naar de beste oplossing, in je buurt met de mensen om je heen. Voor mij betekent dit twee dingen: juist nu moeten we praten met de mensen over wie het gaat. Een ochtend met pleegouders geeft veel meer informatie en gevoel dan een beleidsstuk. Voor pleegouders gaat het vooral over contact en aandacht, gezien worden en op de juiste momenten je gesteund voelen. 

De tweede voorwaarde voor een echte omslag is dat de mensen die in de jeugdzorg werken ruimte hebben om buiten bestaande kaders te mogen en durven denken. Zo ontmoette ik Marleen Blokker die o.a. de jeugdzorgmedewerkers van de toekomst opleidt. Zij stelt terecht dat er in de opleidingen aandacht moet zijn om een professional te leren een ouder goed te helpen om de eigen hulpvraag te formuleren. Het is makkelijk gezegd maar in de praktijk nog best lastig: je eigen vraag echt goed onder woorden te brengen.

Hoe houden we het simpel?
De nieuwe jeugdwet leverde in de Tweede Kamer na de eerste gesprekken maar liefst 670 vragen op. Het transitiebureau, provincies, KING en de VNG proberen zo goed mogelijk informatie te geven aan gemeentes over alles wat er volgens de nieuwe jeugdwet geregeld moet worden. En dat is logisch: goede informatie en overdracht is nodig. Maar toch bekruipt mij bij het zien van alle spoorboekjes, handreikingen, beslismodellen, normkaders en beleidsnotities ook een ander gevoel: hoe houden we het simpel? Vervallen we nu niet toch weer in de oude hokjes waar ieder onderwerp een losse benadering krijgt? Het idee was nu toch juist dat de jeugdzorg een plek krijgt in een veel breder jeugdbeleid of zorgbeleid van een gemeente?

Waar hebben gemeentes op dit moment echt behoefte aan,  zeggen ‘goede’ voorbeelden en uitkomsten van pilots niet veel meer? Zo vertelde Ciska Scheidel uit Rotterdam over de opzet van het jeugdbeschermingsplein, een nieuwe vorm waar alle partijen samen aan tafel komen. Inspirerend. Wat mij betreft: de komende tijd zoveel mogelijk van dit soort concrete voorbeelden delen.

Transitie = transformatie?
De woorden transitie en transformatie worden te pas en te onpas door elkaar gebruikt terwijl niet iedereen er hetzelfde mee bedoelt. En transformatie klinkt altijd mooi natuurlijk maar wat bedoelen we er nou echt mee? Sommige mensen zien het zo: eerst doen we de transitie en dan na het overgangsjaar hebben we tijd om te gaan transformeren. Dat lijkt mij echt de verkeerde gedachte: juist nu ten tijde van het veranderingsproces is het de tijd om te zoeken naar nieuwe vormen, samenwerking en buiten grenzen te kijken. Daarom zijn de pilots juist nu zo belangrijk, die leveren kennis en nieuwe ideeën op.  Zodat met de transitie deze nieuwe ideeën ook meteen een plek krijgen. Want echt vernieuwen zal nog best een opgave worden.

2015
Het overgangsjaar 2015 en de meteen meekomende bezuinigingen betekent voor wethouders en gemeenteraden dat ze wellicht niet direct enorm veel ruimte voelen. Daarom moeten we die ruimte nu al zo groot mogelijk maken zodat ook instellingen (zoals veel instellingen nu al doen) mee bewegen en zich klaar maken voor de nieuwe vragen van de toekomst. De hele discussie over de frictiekosten is politiek gezien een logisch steekspel maar ook een jammerlijke. Staat de oproep aan gemeenten om de frictiekosten zo laag mogelijk te houden vernieuwing in de weg? Als je bijvoorbeeld denkt aan de beweging naar sociale wijkteams, daar zijn in de toekomst wellicht veel minder gebouwen voor nodig dan er nu zijn? Zijn frictiekosten dan het beste om nu op te sturen, het gaat toch om een nieuwe toekomst die als het goed is simpeler, dichterbij en misschien ook goedkoper is? Laten we ons niet steeds alleen door de korte termijn laten leiden maar de lange termijn voor ogen houden. 

De goede woorden
In elk gesprek over jeugdzorg merk je dat de termen soms in de weg zitten. Vooral als je wilt gaan vernieuwen kan het lastig zijn om dat te doen met de ‘oude’ woorden. Hoe vinden we nieuwe woorden die meer passen bij hoe we het in de toekomst zien? Hoe rekenen we af met de negatieve connotaties die bij veel woorden blijven hangen? Het begint al met het woord ‘klant’ of ‘cliënt’.  Hoe maken we straks de nieuwe verhoudingen zichtbaar in de taal? Een mooie poging in dit verband vind ik de jeugdbakens op het kennisnetjeugd.nl, dit zijn tien bakens die omschreven zijn vanuit het kind. In gewone taal voor iedereen te snappen. Voor alle ambtenaren: uitprinten en ophangen in je kantoor. 

Zorgen vs. kansen
De laatste maanden zie ik veel mensen in de angstreflex schieten: er is nog zoveel onzeker, het Rijk komt te laat met informatie en het is zoveel tegelijk. Deels terecht, daarom heb ik deze week Statenvragen gesteld over de hoogte van de bezuinigingen. Die baren zorgen omdat de effecten van heel veel andere bezuinigingen ook juist bij jonge gezinnen terechtkomen. Toch hoop ik dat politieke partijen, wethouders, ambtenaren en natuurlijk de instellingen voor Jeugdzorg toch vooral de kansen willen en kunnen blijven zien. Want die zijn er. Op naar een simpelere toekomst!