Op de aandeelhoudersvergadering van Nuon op 17 juni jl stemden de provincie Noord-Holland (9,1% van de aandelen) en de gemeente Haarlem (0,1%) tegen de verkoop van de Nuon-aandelen aan het Zweedse energiebedrijf Vattenfall. Maar omdat alle andere aandeelhouders vóór stemden (zoals provincie Gelderland en gemeente Amsterdam), gaat de verkoop door. Over de vraag wat nu te doen, beraadslaagden Provinciale Staten tijdens hun vergadering van 22 juni. Terwijl iedere Statenfractie de vervreemding van Nuon aan een buitenlands bedrijf betreurde, kwam de overgrote meerderheid van PS tot de conclusie dat - nu de verkoop van Nuon aan Vattenfall doorgaat – het verstandig is dat ook Noord-Holland zijn aandelen ter verkoop aanbiedt.
Ook GroenLinks kwam tot die conclusie om twee redenen. Ten eerste zal de provincie met 9,1% van de aandelen (tegenover de Zweedse staat met 90,9% van de aandelen) geen enkele zeggenschap hebben. Bovendien loopt de provincie een enorm financieel risico, omdat Vattenfall kan besluiten geen dividend uit te keren en de aandelen in waarde te doen dalen, bijvoorbeeld door de uitgifte van nieuwe aandelen.
‘Nu we als provincie in deze minderheidspositie zijn beland’ aldus GroenLinks woordvoerder Klaas Breunissen, ‘moeten we – gedwongen en met de rug tegen de muur - in het publieke belang onze aandelen ook ter verkoop aanbieden.’
Alleen de SP en de fractie-Braam stemden uiteindelijk tegen de verkoop van de Noord-Hollandse aandelen. Breunissen vroeg de SP nog of zij het wel verantwoord vond zich financiële risico’s te veroorloven met de 900 miljoen euro die de Noord-Hollandse aandelen waard zijn, juist nu we net tientallen euro’s belastinggeld vanwege onzorgvuldig kasgeldbeleid in IJsland zijn kwijtgeraakt. De SP antwoordde dat zij vast wilde houden aan haar principiële standpunt niet te willen verkopen.
Binnenkort komt het college van Gedeputeerde Staten met een voorstel voor de besteding van de verkoopopbrengst. De meeste Statenfracties gaven aan een deel van het bedrag te willen vastzetten ter compensatie van de wegvallende dividendinkomsten en het overgrote deel wilde besteden aan investeringen in duurzaamheid. GroenLinks specificeerde dat laatste door te pleiten voor investeringen in verduurzaming van de energieproductie en –consumptie.