17 juli 2006
Inleiding
Gedeputeerde Staten hebben op 13 juni 2006 besloten de provinciale beleidsnota over de Flaura- en faunawet te wijzigen en nieuwe beslissingen genomen over de bezwaren die zijn ingediend tegen de eerder door hen verleende ontheffingen om bepaalde dieren te mogen doden. Deze GS-besluiten zijn mede een rechtstreeks gevolg van de vernietiging op 13 februari 2006 door de Haarlemse rechtbank van eerdere beslissingen op bezwaar van GS.
GroenLinks is blij dat GS het beleid in diervriendelijker richting hebben bijgesteld. Zo zal beter worden gecontroleerd of alternatieve manieren (dan doden) om landbouwschade te voorkomen daadwerkelijk zijn uitgeprobeerd en ineffectief gebleken. Tevens zal de Faunabeheereenheid (FBE) niet langer verleende ontheffingen mogen ‘doormachtigen’ naar jagers in gebieden waar tot op heden geen schade bekend is; de provincie zal over deze zogenaamde ‘onbekende postcodegebieden’ zelf een beslissing nemen.
Toch roept het GS-besluit in deze ook vragen op, met name de verandering van wat onder belangrijke ‘belangrijke schade’ wordt verstaan. Deze verandering leidt ons inziens ertoe dat er in grotere delen van de provincie dieren gedood mogen worden. GroenLinks heeft ook een aantal vragen over het besluit van Gedeputeerde Staten van 25 april om ganzenfoerageergebieden aan te wijzen.
Over beiden onderwerpen wil ondergetekende namens de statenfractie van GroenLinks de volgende schriftelijke vragen stellen aan het college van Gedeputeerde Staten.
Schriftelijke vragen
1. Bent u het eens met ondergetekende dat de door GS doorgevoerde verandering van de definitie van landbouwschade (250 euro per geval) potentieel leidt tot het in aanmerking komen van een groter grondgebied in de provincie voor een ontheffing om te jagen dan bij de vorige schadedefinitie (115 euro per hectare)?
2. Welke overwegingen hebben GS bewogen om de definitie van landbouwschade te veranderen?
3. Zijn GS bereid meer onderzoek te (laten) doen naar de effectiviteit van alternatieve methoden om schade te bestrijden, zodat schadebestrijding door het doden van dieren zoveel mogelijk kan worden voorkomen?
4. De provincie zal controleren of alternatieve methoden van schadebestrijding daadwerkelijk worden ingezet en ineffectief blijken, zowel in bekende als in onbekende postcodegebieden. Heeft de provincie hiervoor voldoende menskracht en middelen beschikbaar? Kunnen GS garanderen dat de controle hierop effectief zal zijn?
5. Tegen de nieuwe beslissingen op bezwaar tegen een groot aantal ontheffingen zijn door diverse organisaties bezwaren naar voren gebracht (LTO, Faunabescherming) en/of is beroep bij de rechter ingesteld. Zijn GS bereid Provinciale Staten zo spoedig mogelijk te informeren over de komende uitspraak van de rechter?
6. GS hebben in dit verband een groot aantal wijzigingen doorgevoerd in de provinciale beleidsnotitie Flora- en Faunawet die op 27 augustus 2002 door Provinciale Staten is vastgesteld. Zijn GS voornemens de door hen voorgestane wijzigingen ter instemming voor te leggen aan Provinciale Staten?
7. Waarom hebben GS op 25 april 2006 wél besloten ganzenfoerageergebieden te begrenzen en geen foerageergebieden voor smienten aangewezen?
8. In de voorgestelde wijziging van de provinciale beleidsnotitie over de Flora- en faunawet wordt het bejagen van ganzen en smienten buiten de aangewezen foerageergebieden mogelijk gemaakt, niet alleen in de bekende postcodegebieden maar ook in de gebieden waar tot op heden geen landbouwschade is gerapporteerd. Bent u niet van mening dat met name dit laatste GS-standpunt een onnodige ‘vogelvrijverklaring’ van ganzen en smienten betekent?
Het lid van Provinciale Staten voor GroenLinks,
Klaas Breunissen