De provincie weet niet hoeveel muskusratten er zijn en hoeveel schade zij jaarlijks veroorzaken. Dat antwoorden Gedeputeerde Staten in antwoord op schriftelijke vragen van Klaas Breunissen. Toch willen GS extra geld hebben voor de muskusrattenbestrijding. De statenfractie van GroenLinks zet daar grote vraagtekens bij. De huidige muskusrattenbestrijding is dieronvriendelijk en ineffectief. GroenLinks wil dat de provincie op zoek gaat naar andere manieren om de door muskusratten veroorzaakte schade te bestrijden. Hieronder de vragen van GroenLinks en de antwoorden van Gedeputeerde Staten.

Op 10 augustus 2005 stelde GroenLinks de volgende schriftleijke vragen.

Inleiding

Gedeputeerde Staten hebben in de Kaderbrief 2006 aangekondigd in de begrotingsvoorstellen voor 2006 meer geld te willen uittrekken voor de muskusrattenbestrijding. In de statenvergadering van 30 mei jl heeft de fractie van GroenLinks ernstige vraagtekens bij dat voornemen gezet. Immers, ondanks de extra inzet in de afgelopen jaren om muskusratten te vangen en te doden lijkt het aantal muskusratten en hun verspreiding toe te nemen. De statenfractie van GroenLinks heeft GS gevraagd alternatieve schadebestrijdingsmethoden te onderzoeken. Een nadere onderbouwing van de effectiviteit van de huidige aanpak is voor GroenLinks voorwaarde om bij de begrotingsbehandeling in het najaar te kunnen instemmen met de gevraagde extra middelen voor 2006.

De huidige wijze van muskusrattenbestrijding gaat gepaard met veel dierenleed. Jaarlijks worden duizenden muskusratten gevangen in onderwaterkooien en vinden daar de dood door verdrinking. In 2004 ging het om 6.414 muskusratten en naar verwachting worden dat er in 2005 circa 12.000. Daarnaast vinden nog eens honderden andere dieren (zoals andere zoogdieren, vogels en vissen) onbedoeld de dood omdat zij in die onderwaterkooien belanden.

Muskusratten worden bestreden omdat zij door het graven van holen schade aanbrengen aan dijken en oevers. Dit kan de veiligheid van waterkeringen aantasten en leiden tot gevaarlijke situatie voor machines, vee en mensen langs slootkanten. Om hoeveel schade het gaat, is onduidelijk, want in de jaarverslagen van de muskusrattenbestrijding wordt daarover geen concrete informatie (in euro’s) gegeven.

Nog vager is het effect van de muskusrattenbestrijding op het verminderen van die schade. De effectiviteit van de muskusrattenbestrijding wordt afgemeten aan het aantal gevangen muskusratten per uur. Dat is een hele vreemde methode. Immers, veel vangsten per uur betekent alleen maar dat er veel muskusratten zijn of dat er goed gevangen wordt. Met het aantal vangsten per uur wordt geen inzicht verkregen in het effect op de totale populatie van muskusratten noch op de door muskusratten aangericht schade. Niemand weet eigenlijk hoeveel muskusratten er in Noord-Holland zijn en wat het effect van de bestrijding op hun aantal is.

Omdat de huidige methode van muskusrattenbestrijding niet effectief is en veel dierenleed veroorzaakt, vindt GroenLinks dat de provincie serieus op zoek moet gaan naar een andere manier van omgaan met de door muskusratten veroorzaakte schade.
Ter voorbereiding op het statendebat over de begroting 2006 stelt ondergetekende namens de GroenLinks-statenfractie de volgende schriftelijke vragen aan het college van Gedeputeerde Staten.

Schriftelijke vragen
  1. Hoeveel muskusratten zijn er in Noord-Holland? Kunt u daarvan een overzicht geven door de jaren heen.
  2. Hoe verklaart u dat de muskusrattenpopulatie in Nederland zich volgens u in aantal en verspreidingsgebied ieder jaar heeft uitgebreid, ondanks de sinds begin jaren vijftig door de overheid georganiseerde muskusrattenbestrijding? Bent u van mening dat de muskusrattenbestrijding vijftig jaar lang niet effectief is geweest?
  3. Wat is uw oordeel over de ethische kant van de huidige methode van muskusrattenbestrijding? Het blijkt dat jaarlijks in de onderwaterkooien veel dieren die géén muskusratten zijn, de verdrinkingsdood vinden. Hoe erg vindt u dit onbedoelde bijeffect? Het doden van muskusratten met onderwaterkooien zal door verscherpte Europese regelgeving worden verboden vanwege het ernstige dierenleed waarmee deze vangstmethode gepaard gaat. Bent u van mening dat de huidige methoden met onderwaterkooien onnodig en ernstig dierenleed veroorzaakt?
  4. Is de huidige muskusrattenbestrijding kosteneffectief? Hoeveel kost de huidige muskusrattenbestrijding per jaar en hoeveel bedraagt de jaarlijkse schade die door muskusratten wordt veroorzaakt? Hoeveel schade in euro’s verwacht u jaarlijks als de muskusrattenbestrijding wordt stopgezet?
  5. Wat is de draagkracht van Noord-Holland voor de muskusrat? Hoeveel dieren kunnen er, gezien de natuurlijke omstandigheden per regio, maximaal leven per hectare? Met andere woorden: als de muskusrattenbestrijding helemaal wordt stopgezet, op welk maximum aantal zal de muskusrattenpopulatie zich in Noord-Holland stabiliseren?
  6. In uw voorstel voor intensivering van de muskusrattenbestrijding schrijft u dat in de provincies Utrecht en Zuid-Holland de populatie muskusratten de laatste jaren uit de hand is gelopen. Waarom heeft de voortdurende muskusrattenbestrijding in deze provincies de kennelijke toename van muskusratten niet kunnen voorkomen? Kunt u aangeven welke door muskusratten veroorzaakte schade de afgelopen jaren in deze provincies is toegenomen?
  7. Op grond waarvan acht u het mogelijk om door een extra inspanning de komende jaren (volgens uw plan met 17 extra formatieplaatsen en ruim 3 miljoen euro extra) de muskusrattenpopulatie terug te brengen tot een ‘beheersbaar niveau’? Waarom zal de komende jaren wel lukken, wat de afgelopen jaren kennelijk niet gelukt is? In hoeverre wijkt de Noord-Hollandse bestrijdingsmethode af van die in de provincies Zuid-Holland en Utrecht? Wat is eigenlijk een ‘beheersbaar niveau’; om hoeveel muskusratten gaat het dan?
  8. Vorig jaar is de Landelijke Coördinatie Commissie Muskusrattenbestrijding een onderzoek gestart met drie aspecten: ‘a) de noodzaak van bestrijding (leidt de schade tengevolge van de muskusrat werkelijk tot onveilige situaties en economische schade), b) een beschrijving van het scenario indien geen bestrijding plaatsvindt, c) alternatieven (bijvoorbeeld: natuurlijke vijanden, andere oevers onvruchtbaarheid introduceren) voor de (huidig) bestrijding.’ Wij hebben vernomen dat het voor de LCCM gemaakte rapport van Alterra gereed is. Klopt dat? Zo ja, waarom wordt publicatie ervan opgehouden?  Welke zijn de resultaten van het onderzoek? Zijn GS bereid dit rapport zo spoedig mogelijk aan Provinciale Staten te doen toekomen?

Het lid van Provinciale Staten,
Klaas Breunissen (GroenLinks)

Op 6 september stuurden Gedeputeerde Staten dit antwoord:

  1. Wij hebben geen overzicht van het precieze aantal muskusratten in Noord-Holland. Wel beschouwen wij het aantal vangsten in een stabiele situatie als een goede indicator voor de omvang van de muskusrattenpopulatie. In een stabiele situatie zoals wij die in Noord-Holland tot 2000 hebben gekend, wordt 80 tot 90 % van de populatie weggevangen.
    Vangstgegevens Noord-Holland van 1987 tot 2005:
    1987: 948
    1988: 732
    1989: 659
    1990: 945
    1991: 1689
    1992: 1462
    1993: 1219
    1994: 1007
    1995: 969
    1996: 866
    1997: 767
    1998: 448
    1999: 332
    2000: 782
    2001: 1660
    2002: 3195
    2003: 3365
    2004: 6443
    2005: 5000 tot juli
  2. Algemeen kan gesteld worden dat wanneer het verspreidingsgebied en het aantal vangsten toeneemt er geen evenwicht is tussen populatiegroei(druk) en bestrijdingsdruk. In de specifieke situatie in de provincie Noord Holland hebben wij tot en met het jaar 2000 de populatie van de muskusratten beheersbaar gehouden; het aantal vangsten/bestrijdersuur in deze periode lag gemiddeld beneden de Noord Hollandse norm van 0,12. Na 2000 is door sterke migratie vanuit de provincies Zuid Holland en Utrecht het evenwicht tussen populatiegroei en bestrijdingsdruk verbroken.
  3. Wij zijn voorstander van relatief diervriendelijke en effectieve vangmethoden. Vooralsnog zijn onze vangmiddelen de klemmen en kooien. Het vangen met kooien heeft ongewenste neveneffecten die wij zoveel mogelijk beperken. De methode van het plaatsen van klemmen bij het nest van de muskusrat is effectief en leidt tot een korte dodingstijd en een zeer beperkt aantal bijvangsten. Het gebruik van klemmen is afhankelijk van de omvang van de populatie en de beschikbare bestrijdingscapaciteit. In onze regio Noord Holland noord waar de populatie nog steeds beheersbaar en onder controle is, wordt 80% van de vangsten met klemmen tot stand gebracht. De methode van het plaatsen van onder waterkooien is noodzakelijk om muskusratten te bestrijden wanneer zij trekken van het ene naar het andere gebied. Wij achten, hoewel sprake is van een langere dodingstijd, in de Noord-Hollandse situatie deze vangmethode noodzakelijk. Momenteel vindt op Europees niveau overleg plaats of de muskusrat op de lijst wordt geplaatst van diersoorten die met onder waterkooien mogen worden bestreden.
  4. Het doel van de bestrijding is het beperken van mogelijke veiligheidsrisico’s en het voorkomen van schade aan oevers en gewassen. De bestrijding heeft daarmee met name een preventieve functie.
    De kosten aan directe inzet ter bestrijding van de muskusrat is voor 2004 € 1,772 miljoen. De totale jaarlijkse schade hebben wij niet in beeld. Het beperken van veiligheidsrisico’s drukt zich niet eenvoudig uit in getallen. Wel gaan wij deze kennisleemte inbrengen in de landelijke discussie over de aanpak van de muskusratten. Wij verwijzen daarbij naar ons antwoord op vraag 8.
  5. De grootte van de muskusrattenpopulatie zonder bestrijding is onvoorspelbaar. De verwachting is dat na een onbelemmerde groei van de populaties een overshoot zal optreden. Daarna zullen de populaties rond een onbekend lager niveau blijven schommelen. . Wij zijn voornemens ook deze kennisleemte aan de orde te stellen in de landelijke discussie over de aanpak van de muskusratten.
  6. In Utrecht en Zuid Holland was er de laatste jaren geen evenwicht tussen populatiegroei en bestrijdingsdruk: populatiegroei was groter dan de bestrijdingsdruk. Schade in Utrecht is in de laatste 5 jaar toegenomen aan de oevers van weilanden maar geen significante toename aan waterkeringen. In Zuid Holland is de schade aan zowel waterkeringen als oevers van weilanden toegenomen.
  7. De tijdelijke intensivering is een voortzetting van het huidige beleid gericht op het beheersbaar houden van de muskusrattenpopulatie. Met een tijdelijke extra inspanning zal het omslagpunt van aanwas naar daling van de populatie sneller bereikt worden. Op de wat langere termijn zijn dan minder vangsten nodig. Het is veel moeilijker (en ook duurder) een grote populatie muskusratten terug te dringen dan een aanvaardbare populatie onder controle te houden. Wij willen situaties als in Utrecht en Zuid-Holland voorkomen, waar populaties explosief toenamen en er een groot aantal bestrijders en middelen nodig zijn om de populatie terug te brengen.
    De bestrijdingsmethoden in Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland zijn vergelijkbaar.
    In Noord-Holland is sprake van een beheersbare populatie als:
    • het aantal vangsten is gestabiliseerd rond de 4300 muskusratten;
    • de vangsten/bestrijdersuur de volgende waarden niet overschrijden
          Regio Noord : 0,12
          Regio Zuid West: 0,25
          Regio Zuid Oost: 0,25
    • de muskusrat op maximaal 42% van het Noord-Hollandse grondgebied voorkomt.
  8. De Landelijke Coördinatiecommissie Muskusrattenbestrijding heeft opdracht gegeven voor een verkennend onderzoek naar nut en noodzaak van de bestrijding van muskusratten in Nederland en naar mogelijke alternatieven voor de huidige bestrijding. Het conceptrapport is kort voor de zomer in concept gereed gekomen. In september wordt het rapport ter besluitvorming voorgelegd aan de provincies en waterschappen. Vervolgens zal het rapport met een standpunt van de provincies en waterschappen beschikbaar komen. Wij zullen uw staten te zijner tijd een exemplaar toezenden.