De inbreng van fractievoorzitter Bart Heller tijdens het begrotingsdebat 2005

Voorzitter. Allereerst een opmerking over dit tweedaagse begrotingsdebat. Wij behandelen vandaag en maandag de programmabegroting, nadat wij in mei al de kaderbrief hebben behandeld. En eigenlijk betrof die kaderbrief de financiële kaders voor deze begroting, die daarmee een uitwerking is van diezelfde kaderbrief. In gemeenteland zie je in dat verband steeds meer dat het politieke zwaartepunt verschuift naar het beleidsdebat in mei, terwijl de begrotingsbehandeling in het najaar aan betekenis verliest, juist omdat die begroting steeds meer een technische invulling wordt van de in het voorjaar vastgestelde financiële kaders. In dat licht is het wellicht het overdenken waard om gegeven deze trend volgend jaar geen twee dagen meer uit te trekken voor de begrotingsbehandeling. Eerder zouden wij dan twee dagen uit moeten trekken voor het beleidsdebat in mei. Persoonlijk vraag ik mij trouwens af of wij hier wel twee dagen aan willen of moeten besteden. Ik spreek met nadruk over "wij". Ik sluit niemand uit. Regelmatig worden in deze zaal dingen naar voren gebracht waarvan wij ons in gemoede kunnen afvragen of zij per se in de staten bediscussieerd moeten worden. Je kunt niet zeggen dat de debatten van begin tot eind allemaal even spannend en boeiend zijn. Het is goed dat de staten hier eens over nadenken.

Laat ik beginnen met een actueel thema, waarover ik tijdens het beleidsdebat ook al het een en ander heb gezegd en dat is de tweede zeesluis. In mei heb ik aangekondigd dat wij nader bericht van de minister afwachten, dat volgende week, op 18 november zal komen. Mocht blijken dat de minister definitief geen geld ter beschikking stelt voor een tweede zeesluis, dan kan de reservering van 34 mln wat ons betreft vrijvallen. Ondertussen is een heuse prijsvraag uitgeschreven en als wij de media mogen geloven, heeft die niet veel opgeleverd. In elk geval geen zeesluis die fors goedkoper is dan de eerdere ramingen. Wij begrijpen ook dat er definitief tot ten minste 2010 geen geld van het rijk komt voor een tweede zeesluis. Kunnen GS dit bevestigen? Hebben GS wellicht ook reeds alternatieve bestedingen in het achterhoofd voor de vrijvallende reservering van 34 mln? Wanneer denken GS daarover met de staten van gedachten te wisselen?

Enkele andere onderwerpen die ik dit voorjaar bij het beleidsdebat reeds heb genoemd, stip ik hier opnieuw kort aan. Wij zijn het niet helemaal eens met de motie over de PEHS van de PvdA. Wij zijn namelijk erg blij dat hier nu met daadkracht aan gewerkt wordt. Wij hebben ons bij de collegeonderhandelingen niet voor niets hard gemaakt voor verdubbeling van het budget. De inzet van deze gelden is thans onderdeel van de besluitvorming.

Nog meer positieve gevoelens koesteren wij ten opzichte van het door GS oppakken van het probleem van de riooloverstorten op de stranden van Wijk aan Zee en Egmond. Bij het beleidsdebat in mei hebben wij een motie hierover niet ingediend na de toezegging van GS om met de betrokken gemeenten naar oplossingen te kijken. Ook op onze schriftelijke vragen hierover hebben wij van GS een positieve reactie ontvangen. Na een persbericht eind september hebben wij hierover echter niets meer vernomen. Kunnen GS aangeven wat de actuele stand van zaken is? Hebben GS inmiddels contacten gelegd met de gemeenten en Rijkswaterstaat? En, zo ja, wat is de uitkomst daarvan?

Voorzitter, nog een actueel thema. Enige tijd geleden heeft de gedeputeerde Milieu enig fijnstof doen opwaaien met een pleidooi voor het terugbrengen van de maximumsnelheid op snelwegen. Wij constateren dat zijn pleidooi navolging heeft gekregen op rijksniveau en inmiddels zelfs is overgenomen door de CDA-minister van Verkeer en Waterstaat. Dat is goed nieuws voor al die mensen die in de buurt van snelwegen wonen: minder lawaai, minder stank en minder luchtvervuiling.

Over luchtvervuiling in het algemeen nog het volgende. Onderzoeken hebben uitgewezen dat de lucht in de Randstad tot de meest vervuilde van de wereld behoort. De inwoners van Noord-Holland en met name in de buurt van Schiphol en de IJmond ondervinden hier dagelijks last van. Daarom waarderen wij het dat de gedeputeerde adequaat heeft ingespeeld op opmerkingen uit de commissie NLWM. Hij heeft ons al een globale opzet doen toekomen voor een provinciaal beleidskader voor luchtkwaliteit. Daar wij het van het grootste belang achten voor de gezondheid van onze inwoners dat de luchtkwaliteit in de komende jaren verbetert, brengen wij hier nogmaals twee punten onder uw aandacht. Allereerst is het van het grootste belang dat de luchtkwaliteit in onze provincie regelmatig gemeten wordt en niet alleen berekend. Daarvoor zijn meetpunten nodig. Die meetpunten moeten vooral in de omgeving van Schiphol en de IJmond zijn gesitueerd, maar ook elders in de provincie, zoals langs snelwegen als de A10-west. In de tweede plaats heeft niet elke gemeente de expertise in huis om zelf een luchtkwaliteitsplan op te stellen. Hulp van de provincie lijkt ons daarbij noodzakelijk. Wij denken hierbij aan eenzelfde constructie als bij het CO2-steunpunt. In de begroting 2005 vinden wij nog geen financiële vertaling hiervan. Wij vragen ons af of hier geen extra gelden voor beschikbaar moeten worden gesteld en vernemen graag de mening van GS hierover.

Een ander onderwerp dat, zoals gezegd, helaas alles met luchtvervuiling te maken heeft, is onze nationale trots Schiphol. Onze nationale luchthaven zorgt behalve voor economische activiteiten, ook voor luchtvervuiling, lawaai en veiligheidsrisico's. Veel inwoners van onze provincie hebben daar dagelijks last van. De CDA-fractie sprak vanmiddag in dit verband over een klaagcultuur. Dergelijke woorden zou ik niet gebruikt hebben. Ik denk dat het CDA de mensen die daadwerkelijk last hebben van Schiphol daarmee tekort doet. Inmiddels heeft de commissie-Eversdijk in het derde voortgangsrapport geconstateerd dat er een groot verschil is tussen de berekende en daadwerkelijk gemeten geluidswaarden. Om de echte geluidsbelasting van het vliegverkeer te meten, moeten meer meetpunten worden geïnstalleerd. Het CROS zal moeten werken aan meer draagvlak, zowel binnen de eigen organisatie als bij gemeenten die onder de aanvliegroutes van Schiphol liggen en bij de vele bewonersplatforms die inmiddels zijn ontstaan. Wij verwachten dat het CROS en de provincie een eigen inbreng zullen hebben bij de evaluatie van het Schiphol-beleid met extra aandacht voor geluidsoverlast, met name 's nachts, en veiligheid.

Voorts hebben wij bij het beleidsdebat dit voorjaar gewezen op de bepaling in het collegeprogramma dat als er een nieuwe baan mocht komen, dit alleen kan als een van de huidige banen wordt gesloten. Wij waren vanzelfsprekend blij met de bevestiging hiervan door GS. In de begroting en in de memorie van antwoord schrijven GS echter wel zeer enthousiaste teksten over Schiphol en over de "maximale groei van de luchtvaart". Wij hebben daar in de commissie ROV over gesproken en GS hebben bevestigd dat deze teksten inderdaad wel wat erg enthousiast waren en vooral - dit vinden wij veel belangrijker - dat een en ander hoe dan ook dient plaats te vinden binnen de huidige milieugrenzen.

In elk geval - en daar gaat het ons uiteindelijk om - betekent dit dat er twee harde voorwaarden zijn voor de groei van Schiphol: alleen binnen de wettelijke milieugrenzen en geen nieuwe baan zonder sluiting van een bestaande.

Nu wordt er inmiddels gedacht aan aanleg van een parallelle Kaagbaan in ruil waarvoor de Oostbaan zou worden gesloten. Voor de duidelijkheid: de Oostbaan is geen volwaardige baan en voldoet in die zin niet aan de gestelde voorwaarde in het collegeprogramma. Het kan niet zo zijn dat deze afspraak zo wordt vertaald dat een baan die nauwelijks vliegverkeer verwerkt en in het algemeen niet eens meegeteld wordt als wordt gesproken over het aantal banen van Schiphol, nu wordt opgevoerd als de te sluiten baan in ruil voor een volwaardige nieuwe, parallelle Kaagbaan. Graag vernemen wij het standpunt van GS over een mogelijk "oprollen" van de Oostbaan in ruil voor een nieuwe, parallelle Kaagbaan.

Voorzitter. In plaats van luchtvervuiling kunnen wij beter duurzame energie produceren. Het voorstel voor de stimulering van duurzame energie en de ontwikkeling van een milieutechnologiecluster in Noord-Holland-noord wordt door ons zeer positief ontvangen. Deze investering van 10 mln is een perfect voorbeeld van bruggen slaan, in dit geval tussen milieu en werkgelegenheid. Het is bovendien een perfecte invulling van wat wij voorstaan voor de Kop van Noord-Holland. In het collegeprogram heet dit: "Ter stimulering van (hoogwaardige) werkgelegenheid in de Noordkop worden aanwezige potenties benut door in te zetten op een kennis- en informatie-economie op het gebied van maritieme activiteiten en milieutechnologie".

Iets wat helaas met minder daadkracht lijkt te worden opgepakt door GS zijn de zogenoemde groene projecten uit de streekplanuitvoering Noord-Holland-zuid; vertraging is hun lot. De zogenoemde rode projecten daarentegen liggen wél op schema. GS willen er in 2005 zelfs een extra oppakken, namelijk de streekplanuitwerking regionale bedrijventerreinen. Wij dringen er sterk op aan dat rood en groen hand in hand gaan en dat beide door GS met evenveel urgentie worden opgepakt, anders dreigt deze brug die wij in het collegeprogramma hebben geslagen tussen rood en groen jammerlijk in te storten.

Dan de Zuidtangent, die zich, zoals u weet, in onze warme belangstelling mag verheugen. In de kaderbrief werd nog aangekondigd dat de financiering van de west- en oosttak in 2005 zou worden geregeld. Inmiddels weten wij dat het rijk dwarsligt en wij vroegen ons af of GS al nieuws te melden hebben hieromtrent en, zo niet, of zij al een nadere strategie hebben bepaald om zeker te stellen dat alsnog voldoende middelen van het rijk worden verkregen om dit zo belangrijke onderdeel van ons Noord-Hollandse mobiliteitsbeleid te realiseren.

Ik heb het in de commissie gehad over de 2 mln extra voor het openbaar vervoer uit het collegeprogramma en over het structureel inzetten hiervan ook na 2007. Er is mij toegezegd dat dit zou worden gecorrigeerd. Formeel heb ik daar nog niets over mogen vernemen. Ik ga ervan uit dat de gedeputeerde bereid is om die toezegging in deze zaal te herhalen.

Op dit punt wil ik ook nog iets kwijt richting de SP. Zoals wel vaker voel ik mij opnieuw door die partij uitgedaagd. Dat is niet erg, want misschien bevordert dat de levendigheid van het debat. Ik laat mij graag door de heer Graatsma uitdagen. De manier waarop hij namens de SP een en ander naar voren brengt, is bijna provinciale folklore. Over het algemeen is het ook bijzonder aangenaam om te horen. Vandaag had hij het echter opnieuw over bijwagens en figurantenrollen. Het is wel aardig om dan even in te gaan op het openbaar vervoer. Zelfs de SP kan niet betwisten dat het een feit is dat de huidige coalitiepartijen ruim 7 mln per jaar extra hebben uitgetrokken voor openbaar vervoer. In beide concessiegebieden waarin binnenkort aanbestedingen plaatsvinden, wordt de komende jaren meer geld ingezet dan het huidige budget, ondanks een daling van de rijksbudgetten met 1 à 2 mln. De provincie vangt deze daling uit eigen zak op, onder andere via de ruim 7 mln per jaar extra voor het openbaar vervoer. Toen de heer Graatsma hier vandaag iets over zei, dacht ik dat het volgende een goede illustratie is van het fundamentele verschil tussen zijn en mijn partij. Het is makkelijk om vanaf de zijlijn boe en bah te blijven roepen. Het is makkelijk om te blijven roepen dat het niet deugt en dat het nooit wat zal worden. Ik weet dat het veel moeilijker is om in bestuurlijke zin vuile handen te maken en de discussie aan te gaan. Dat doen wij echter niet voor niets. Daarmee kunnen wij daadwerkelijk dingen bereiken. Dat is het grote verschil tussen deze twee partijen. Tegenover de feitelijke constatering dat naast andere zaken er door dit college ruim 7 mln per jaar meer wordt besteed aan openbaar vervoer, zet ik een andere feitelijke constatering en dat is dat de SP de afgelopen jaren in de staten met al haar geroep en geschreeuw over dit onderwerp nog nooit in deze provincie een bus ook maar 1 millimeter verder heeft laten rijden. Dat zou de SP misschien aan het denken kunnen zetten.

Wij willen een motie indienen over stimuleren van aanleg en verbetering van fietspaden. Gebleken is dat de gelden hiervoor blijven liggen. Daar heeft de accountant al op gewezen en ook in een GS-notitie uit dit voorjaar wordt dit bevestigd. De fietsersbond heeft hier mogelijk een oplossing voor in de vorm van wat zij een fietsambtenaar noemen: iemand die bij de fietsersbond wordt ingehuurd en, door de kennis van de vele vrijwilligers van de lokale afdelingen van de fietsersbond te mobiliseren, versnelde aanpak van knelpunten in het fietspadennet realiseert. Een dergelijk project wordt reeds in Zuid-Holland uitgevoerd en daar worden de nodige successen mee geboekt. Hierover is een heel aardige brochure uitgebracht die ik even van mevrouw De Bijl mocht lenen om te laten zien. Wij dienen deze motie in met de andere fietspartij in de staten, de VVD.

Voorzitter, ik rond af. Maar niet voordat ik nog een opmerking heb gemaakt over het plan van GS om te komen tot één provinciaal aanbodmodel voor sociale huurwoningen. Al in mei heb ik aangegeven dat wij hier op voorhand grote twijfels bij hebben en er niet zonder meer akkoord mee zullen gaan. Wij vroegen GS dan ook om ten minste eerst een debat met de staten hierover te voeren. Ik wil er nu niet allerlei al dan niet uit de lucht gegrepen uitspraken over doen; wij wachten graag nader onderzoek af om op basis van feiten deze discussie met GS aan te gaan. Ik kan een heel eind meegaan met de fractie van de PvdA, maar de conclusie van deze fractie op dit punt is ons iets te kort door de bocht. Wel wil ik alvast meegeven dat voor GroenLinks het ijkpunt bij de beoordeling van de voorstellen van GS te zijner tijd zal zijn welke effecten deze voorstellen hebben op de positie van de zwakkere groepen op de woningmarkt zoals jongeren en jonge gezinnen.

Echt als laatste: een uiting van tevredenheid. Wij hebben in mei een stevig punt gemaakt van de doorgevoerde bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking. Wij zijn blij dat GS deze bezuiniging nu weer ongedaan maken en dat het oorspronkelijke budget weer opgenomen is. GS doen daarmee recht aan de ambities én verantwoordelijkheden van de provincie op dit gebied. Wij zijn buitengewoon blij met deze constatering. Laten wij ons realiseren dat in een tijd dat tegenstellingen en spanningen tussen bevolkingsgroepen toenemen, dat conflicten verharden en internationaliseren, dat wil zeggen dat conflicten elders in de wereld ook hier lijken te worden uitgevochten, het van nog meer belang is dat wij niet alleen onze verantwoordelijkheid nemen voor Noord-Holland, maar ook voor samenlevingen elders. En laten wij er ook overigens alles aan doen wat in onze macht ligt om dit land zo spoedig mogelijk weer tot rede en bezinning te laten komen.