Weg met de jeugdgevangenissen luidde de kop van een kranten artikel in Trouw van 18 februari j.l.. Dit was de aanleiding voor GroenLinks om mondelinge vragen te stellen in de staten vergadering van 28 februari.

De Gelderse Hans Esmeijer bepleit dat alle kinderen tussen de 12 en 18 jaar die in aanraking komen met de kinderrechter, naar gesloten behandelcentra moeten. Onderscheid tussen jongeren die veroordeeld zijn en jongeren die wegens gedragsproblemen uit huis geplaatst zijn is ongewenst en onnodig aldus de IPO woordvoerder.

Voor GroenLinks is het plaatsen van jongeren met gedragsproblemen in een jeugdgevangenis al eerder aanleiding geweest tot vragen aan de gedeputeerde tijdens de commissievergaderingen. Vanuit verschillende kanten hebben ons geluiden bereikt dat jeugdgevangenissen zeker geen goede plek zijn om daar ook jongeren met gedragsproblemen te plaatsen. Het ontbreken van een aangepast behandelplan en geschikte nazorg is onvoldoende aanwezig. Het gevaar neemt toe dat na de plaatsing deze jongeren zich eerder met criminaliteit bezighouden dan wel bij betrokken raken.

De gedeputeerde Rinske Kruisinga was helaas niet aanwezig om onze vragen te beantwoorden en haar plaats werd ingenomen door gedeputeerde Albert Moens. Op onze vragen over de visie van Esmeijer antwoordde Moens dat de provincie Noord-Holland blijft bij haar standpunt van gescheiden opvang. De financiële middelen van het Rijk, die noodzakelijk zijn voor de provincie om tot realisatie van opvang te komen, zijn nog niet bekend.

Hieronder vindt u de tekst van de inbreng van Rosina Diktas-Noorderveen tijdens het vragenuur:

'Weg met de jeugdgevangenissen' luidde de kop van een krantenartikel in Trouw van 18 januari. Daarin bepleite de Gelderse gedeputeerde Hans Esmeijer namens de gezamenlijke provincies dat kinderen tussen 12 en 18 jaar die met de kinderrechter in aanraking komen, naar besloten behandelcentra moeten. Onderscheid in behandeling maken tussen jongeren die vanwege een misdrijf zijn veroordeeld en jongeren die vanwege gedragsproblemen uit huis zijn geplaatst, is ongewenst en onnodig, aldus de IPO-woordvoerder.

Nu de provincies met de nieuwe wet op de jeugdzorg ook met de justitiële jeugdzorg belast zijn, is het belangrijk om hierover een duidelike visie te ontwikkelen. Vooral wat de behandeling van jeugdigen zonder een criminele achtergrond, maar met gedragsproblemen, zijn geplaatst is er behoefte aan een juiste vorm van opvang. De problematiek van het plaatsen van jongeren met gedragsproblemen in jeugdgevangenissen zijn voor GroenLinks al verschillende malen de aanleiding geweest om hierover in de statencommissie Sociale Infrastructuur aan de gedeputeerde vragen te stellen.

Verschillende malen hebben GroenLinks geluiden bereikt dat de jeugdgevangenissen geen geschikte plek zijn voor deze groep jeugdigen. De specifieke aandacht en (na)zorg die zij nodig hebben is in onvoldoende mate aanwezig. Hierdoor vervallen zij, na ontslag, gemakkelijk in hun oude gedrag en neemt het gevaar, dat zij een misdrijf plegen of erbij betrokken raken, toe.

Naar aanleiding van vragen in de commissie heeft gedeputeerde Kruizinga gezegd dat deze problematiek de aandacht heeft van GS heeft en dat er nog overleg plaats moest vinden over de mogelijkheden. Nu echter ligt er ineens een voorstel van de gezamenlijke provincies om te komen tot één TBS kliniek voor de echt zware gevallen en de overige 95% in pedagogische centra te plaatsen.

  1. Zijn de uitspraken van de heer Esmeijer in Trouw ook gedaan namens de provincie Noord-Holland?
  2. Op basis van welk onderzoek bent u tot deze aanbeveling gekomen? Immers tot nu toe was het Noord-Hollandse standpunt dat criminele jongeren en jongeren met gedragsproblemen niet onder één dak horen?
  3. Is er voldoende bekend over de verschillende behoeften van de geplaatste jongeren met gedragsproblemen en criminele jongeren?
  4. Uit de reacties vanuit het veld blijkt dat er verschillend over dit voorstel gedacht wordt, bent u hiervan op de hoogte?
  5. De Tweede Kamer blijft bij gescheiden opvang, stellen zij ook extra middelen beschikbaar die nodig zijn om tot een adequate opvang (al dan niet gescheiden) te komen?
  6. Wanneer gaan de provincies met deze gedachten aan de slag om te komen tot een duidelijk provinciaal beleid?
  7. Bent u bereid zo spoedig mogelijk de statencommissie Sociale Infrastructuur van achtergrondinformatie te voorzien over het IPO-standpunt en daarover met de commissieleden van gedachten te wisselen?