Dit voorjaar is de inschrijving voor windmolenvergunningen opengesteld. Het Noord-Hollandse windmolenbeleid leidt al langere tijd tot kritiek vanuit alle hoeken; coöperaties, gemeenten, bedrijven, menigeen heeft inmiddels de publiciteit gezocht om het beleid van Noord-Holland aan de kaak te stellen. Tot op heden helaas zonder noemenswaardig effect.

Dat het provinciale beleid buiten Gedeputeerde Staten en de coalitiepartijen op weinig begrip kan rekenen, heeft verschillende redenen.

Enerzijds zijn er regels die globaal best goed zijn maar in specifieke gevallen toch wat onhandig uitpakken. Neem bijvoorbeeld de afstandseis van minimaal 600 meter tot gebouwen. Dit maakt molens op sommige industrieterreinen en bijvoorbeeld op een aantal locaties in de Amsterdamse haven onmogelijk. De 2-voor-1-regeling is een ander obstakel. Noord-Holland heeft bepaald dat voor elke nieuwe molen twee oude weg moeten. Dat frustreert nieuwe initiatieven en heeft een zeer onwenselijk bijeffect: afgeschreven windmolens zijn opeens goud geld waard. Anderzijds is er de vertaling van de doelstelling naar een maximum waardoor projecten die aan alle voorwaarden voldoen toch niet gerealiseerd zullen mogen worden.

Door die laatste regel is het voor de indieners erg spannend hoe de aanvragen zullen worden gerangschikt. Méér dan 685,5 MW aan opgewekte windenergie is in Noord-Holland niet gewenst, en vergunning daarvan is op grond van de huidige redactie van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) ook niet mogelijk. Als een ondernemer dus bijvoorbeeld afspraken heeft gemaakt om oude molens op te kopen, kan hij nog steeds geconfronteerd worden met een afwijzing omdat er geen vergunning meer ‘over’ is voor hem.

Naast de eisen die in de PRV al zijn opgenomen, is om die verdeling te maken door Gedeputeerde Staten een hiërarchie in de voorkeursgebieden aangebracht. Alle aanvragen zijn door de provincie beoordeeld op de eisen van de PRV en vervolgens in de ‘juiste’ volgorde gezet. Daarna zijn de aanvragen allemaal voorgelegd aan de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO). Die heeft vervolgens op grond van haar eigen (ruimtelijke) criteria haar eigen hiërarchie aangebracht. Wat de waarde van de eerdere hiërarchie die het provinciebestuur heeft geformuleerd verder is, is mij tot op heden onduidelijk.

Wat wel duidelijk is, is dat er een tamelijk verrassende lijst met ‘kanshebbers’ uit lijkt te komen. Enerzijds bleek één van de grote spelers (de Haven van Amsterdam) op het laatste moment niet aan de 2-voor-1 regel te kunnen voldoen, anderzijds lijkt een van de aanvragers die op grond van de ranking van Gedeputeerde Staten pas als laatste aanbod zou komen, windpark Waardpolder, nu toch een vergunning te gaan krijgen.

Ondertussen heeft de (D66!) wethouder Duurzaamheid in Amsterdam aangegeven te overwegen de provincie voor de rechter te dagen om de door de D66 gedeputeerde opgelegde beperkingen in het winddossier van tafel te krijgen.

Ongetwijfeld to be continued dus!