Hoewel Gedeputeerde Staten hartgrondig volhouden dat er in hun wind-op-land-beleid echt niets is veranderd, zijn er afgelopen maandag in de Statenvergadering duidelijke openingen gekomen. Afgelopen december werd in de Staten alles dichtgetimmerd: alleen ruimte voor nieuwe windmolens in het project van het Rijk in de Wieringermeer en daarbuiten niet.

Maar vorige week waren er twee ontwikkelingen die dit standpunt onhoudbaar maakten. Het langverwachte onderzoeksrapport ‘zoeklocaties windmolens Noordzeekanaalgebied’ van Haskoning DHV kwam uit. Daaruit werd duidelijk dat de stellingname van GS niet klopt, namelijk dat in het Noordzeekanaalgebied geen ruimte zou zijn voor de plaatsing van windmolens vanwege milieu/veiligheidsnormen. Die ruimte blijkt er wel te zijn.

Tegelijk werd ook het resultaat van onderhandelingen tussen de provincies over nog onder hen te verdelen 285 megawatt voor wind op land duidelijk. Hieruit bleek dat Noord-Holland, in tegenstelling tot de steeds door GS uitgesproken verwachting, 105,5 megawatt extra moet plaatsen.

Voor GroenLinks was dat aanleiding om in de Statenvergadering van 24 juni een interpellatiedebat aan te vragen. Op de vraag of GS nu gaat praten met Amsterdam omdat het standpunt ten aanzien van het Noordzeekanaalgebied onhoudbaar is gebleken, kwam het antwoord dat dit na het zomerreces gaat gebeuren. Ook zal naar andere locaties gekeken worden. En ook zouden bij het nog te ontwikkelen herstructureringsbeleid de suggesties van GroenLinks om naar een ruimere omzetting oud-nieuw over te gaan, meegenomen.

Woordvoerder Titia van Leeuwen “Ik ben heel blij met deze omwenteling in beleid. GS ontkent dat het een omwenteling is, maar onterechte ontkenningen waarvan later het tegendeel blijkt, zijn we van GS gewend rond de windmolens. Maar het gaat ons nu om het uiteindelijke resultaat en dat biedt voor Noord-Holland perspectief. Daarbij is ook heel belangrijk dat GS sterk gaat inzetten op herstructurering en dus molens weghaalt waar ze overlast bezorgen en plaatst waar ze door de bevolking gewenst worden en landschappelijk inpasbaar zijn. Met zo’n herstructurering kan je ook weer draagvlak voor je beleid realiseren”.