Op 6 april hebben Gedeputeerde Staten geantwoord op de schriftelijke vragen van Ria Beens over de milieuvergunning van NV afvalzorg.
Op 8 maart stelde Ria Beens de volgende schriftelijke vragen:
De provincie Noord-Holland is groot aandeelhouder van de NV Afvalzorg, die een groot deel van de stortplaatsen in de provincie Noord-Holland exploiteert. De provincie beheert ook het "Fonds nazorg gesloten stortplaatsen", waaruit na sluiting van de stortplaats de (eeuwigdurende) nazorg wordt betaald. Het is zowel vanuit het oogpunt van het milieu als financiën van het grootste belang dat de huidige stortplaatsen goed worden beheerd en dat er goede nazorgplannen worden gemaakt. Voorwaarde daarbij is dat het beheer van de stortplaatsen regelmatig getoetst worden aan de afgegeven milieuvergunningen en aan het stortbesluit. Wij hebben echter signalen ontvangen dat de huidige afdekking van de stortplaatsen niet zou voldoen aan het stortbesluit en de daarvoor geldende regels.
Daarom stellen wij u de volgende vragen:
Vragen
- Heeft u in de aan de NV Afvalzorg verleende milieuvergunning voorwaarden gesteld aan het materiaal dat voor de bovenafdichting wordt gebruikt?
- Welke voorwaarden heeft u t.a.v. de bovenafdichting in de milieuvergunning opgenomen?
- Heeft u deze vergunning getoetst aan het (gewijzigde) stortbesluit?
- Als mocht blijken dat de gebruikte bovenafdichting niet aan het stortbesluit voldoet, welke stappen denkt u te ondernemen om dit probleem op korte termijn op te lossen.
- Controleert u regelmatig of de bovenafdichting inderdaad voldoet aan de in de milieuvergunning opgenomen eisen?
Op 6 april hebben Gedeputeerde Staten de volgende antwoorden op deze vragen vastgesteld:
Vraag 1
Ja.
Vraag 2
De voorwaarden uit het - in 2001 gewijzigde - Stortbesluit zijn in de vergunningen op grond van de Wet milieubeheer opgenomen.
Het Stortbesluit is een zogenaamd instructiebesluit. Door het Stortbesluit wordt voorgeschreven welke aspecten in de vergunningvoorschriften moeten worden opgenomen. De vergunningen op g rond van de Wet milieubeheer van de stortplaatsen in Noord-Holland zijn hieraan getoetst en voldoen daar volledig aan.
In de voorschriften in de Wm-vergunningen staat m.b.t. bovenafdichtingen, conform het Stortbesluit, dat een bovenafdichting moet worden aangebracht die ten minste een gelijkwaardige bescherming biedt als het beoogde beschermingsniveau van de 'Richtlijn dichte eindafwerking'.
In de 'Richtlijn dichte eindafwerking' is een constructie opgenomen met specificatie van de aan de materialen en/of de uitvoering te stellen eisen, de zogenaamde referentieconstructie.
In de vergunningvoorschriften is, zoals ook in het Stortbesluit gesteld, de mogelijkheid opgenomen om een alternatieve afdichtingconstructie, met hetzelfde beschermingsniveau, toe te kunnen staan.
Vraag 3
Ja.
Vraag 4
De milieubeschermende voorzieningen, waaronder de bovenafdichting, moeten voldoen aan de in de vergunning gestelde eisen. Indien die voorzieningen niet voldoen zullen de gebreken op kosten van de stortplaatsexploitant moeten worden opgeheven, of er zullen op kosten van de exploitant nieuwe voorzieningen moeten worden aangebracht.
Uitsluitend wanneer de milieubeschermende maatregelen conform de regelgeving zijn aangebracht en in goede staat zijn zullen wij een sluitingverklaring afgeven waarna de eeuwigdurende nazorg van de stortplaats door of namens de provincie zal worden uitgevoerd.
Vraag 5
Ja. In de Wm-vergunningen is de voorwaarde opgenomen dat gedurende de aanleg van de bovenafdichting, een onafhankelijke controlerende instantie aanwezig is die gedurende de uitvoering controleert, zo nodig opdracht geeft voor verbetering en uiteindelijk rapporteert aan ons. De rapporten worden ter (goed)keuring bij ons ingediend.
Het uitvoeren van onderhoud- en controlewerkzaamheden van onder meer de bovenafdichting in de nazorgfase, zal zijn opgenomen in het nazorgplan.
Nadere toelichting
De bovenafdichting die momenteel door N.V. Afvalzorg op stortplaats Schoteroog wordt aangebracht wijkt af van de in de 'Richtlijn dichte eindafwerking' opgenomen referentieconstructie.
In de referentieconstructie bestaat de daadwerkelijk waterkerende laag uit een combinatieafdichting bestaande uit folie én een minerale afdichting van zand-bentoniet. De constructie die momenteel op stortplaats Schoteroog wordt aangebracht bestaat uit folie met een lekdetectie systeem 'Geologger'.
N.V. Afvalzorg heeft ons, in overeenstemming met het gestelde in de vergunning (zie de beantwoording van vraag 2), gevraagd of zij het systeem folie en Geologger toe mochten passen als alternatieve afdichtende constructie in de bovenafdichting. Voorafgaand daaraan is door TNO in opdracht van N.V. Afvalzorg een onderzoek uitgevoerd betreffende 'Beoordeling van de gelijkwaardigheid van de toepassing van Geologger als dichte eindafwerking van een stortplaats'. De conclusie in het gelijknamige rapport is dat folie met lekdetectie systeem Geologger gelijkwaardig is aan de referentieconstructie.
Bij de totstandkoming van het rapport is de provincie Noord-Holland intensief betrokken geweest door deelname in de begeleidingscommissie Geologger. Deze commissie bestond uit: provincie Flevoland, provincie Noord-Holland, stortplaats Het Friese Pad, ing. Bureau Oranjewoud (adviseur 'Het Friese Pad'), Afvalzorg Deponie, Enviro control services B.V. (adviseur Afvalzorg).
De provincie Flevoland, waar ook een verzoek ligt om de stortplaats 'Het Friese pad' in Flevoland af te dekken met Geologger, heeft een aanvullende 'juridische toetsing inzake het stortbesluit bodembescherming en de richtlijnen voor dichte eindafwerking op afval- en reststoffenberging' uit laten voeren door Pels Rijcken & Drooglever advocaten & notarissen. De conclusie daarvan is dat het gebruik van Geologger juridisch verdedigbaar is.
Het bestek, 'Aanbrengen van de bovenafdichting van Schoteroog', is, mede door de verkregen informatie uit deze technische en juridische onderzoeksrapporten, in september 2003 door ons goedgekeurd.
Met betrekking tot een nieuw systeem is niet met praktijkgegevens aantoonbaar dat het systeem goed en feilloos werkt. Er blijft wat dat betreft altijd enig risico bestaan.
Om dat risico uit te sluiten is in geval van de bovenafdichting van Schoteroog besloten de vereiste procedure tot het afgeven van een sluitingsverklaring, eerst na verkrijgen van praktijkgegevens gedurende een periode van 10 jaar, te doorlopen.
Zoals gesteld in onze eerdergenoemde brief over de goedkeuring van het bestek zal bij blijkende ongeschiktheid van de bovenafdichting, door en op kosten van N.V. Afvalzorg alsnog een combinatieafdichting moeten worden aangelegd.