Vandaag verworp de Provinciale Staten ons voorstel om schoonmakers weer in vaste dienst te nemen. Eerder werd al duidelijk dat het voorstel tegen de zin in was van het provinciebestuur. Fractievoorzitter Alwin Hietbrink lichtte, voorafgaand aan de stemming,  ons voorstel aan de Statenleden toe en reageerde op de argumenten van de partijen die nog niet overtuigd zijn van de meerwaarde van inbesteden. Lees hieronder zijn bijdrage.

De gedachte dat de overheid zich moet concentreren op haar kerntaken en al het overige moet aan- en uitbesteden heeft vanaf de jaren ’90 een hoge vlucht genomen in Nederland. Het lijkt ook voor de hand te liggen. Je doet als overheid wat echt bij je hoort en waar je goed in zou moeten zijn. Al het overige laat je aan marktpartijen die meer expertise hebben. Je stelt aan de voorkant kwaliteitseisen en voorwaarden en controleert achteraf of de gevraagde prestaties ook geleverd zijn. In theorie klinkt het goed. In de praktijk blijkt uit- en aanbesteden veel negatieve gevolgen te hebben. Enerzijds voor de mate van sturing en controle die de overheid nog heeft op belangrijke publieke taken, anderzijds voor werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt die vaak de rekening betaalden in de vorm van een lagere beloning en slechtere arbeidsvoorwaarden.

De laatste jaren zien we daarom – terecht denken wij – een beweging om belangrijke taken weer in te besteden en op die manier regie terug te krijgen en taken die worden verricht in opdracht van de overheid ook weer op een fatsoenlijke manier te belonen. Ons voorstel past in die beweging naar meer overheidsregie en betere arbeidsvoorwaarden, vooral voor de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het wordt tijd dat we daarmee serieus aan de slag gaan, ook als provincie.

Alle partijen onderschreven in de commissie het belang van goed werkgeverschap. Laten we allereerst met elkaar vaststellen dat er nu verschillen zijn tussen de mensen die werken in onze gebouwen en de mensen die ze schoonmaken. Uit het uitvoerige advies van GS – waarvoor dank trouwens - kunnen we bijvoorbeeld opmaken dat een schoonmaker een eindejaarsuitkering krijgt van 2,2% en een ambtenaar van 8,3 %. GS stelt zelf dat de schoonmakers geen bezwaar zullen hebben om in dienst te treden bij de provincie “omdat de arbeidsvoorwaarden van de provincie beter zijn”.  En dat is natuurlijk precies waar het om gaat! Wij vinden die verschillen onacceptabel.

Maar kun je dat dan niet via een aanbesteding regelen? We zouden al die onwenselijke verschillen bij een volgende aanbesteding kunnen opnemen in de voorwaarden en dan is het ook geregeld toch? Die vraag werd door verschillende partijen opgeworpen. Laat ik om te beginnen zeggen dat ik heel tevreden zou zijn als we bij een eventuele volgende aanbesteding de voorwaarde zouden opnemen dat schoonmakers hun werk moeten doen onder precies dezelfde voorwaarden als onze ambtenaren. Dat kost inderdaad meer geld maar die extra uitgaven lijken ons zeer verdedigbaar omdat immers duidelijk is wat we er mee doen. We verbeteren de arbeidsomstandigheden van een beroepsgroep die kwetsbaar is en nu vaak onder slechte omstandigheden zijn werk moet doen.

Ons voorstel gaat echter een stap verder en kiest ook uit meer principiële overwegingen voor inbesteden. Werk is immers meer dan goede arbeidsvoorwaarden, het is ook een organisatie waar je bij hoort. Wij vinden het belangrijk dat onze schoonmakers werken voor de provincie en collega’s zijn van de mensen voor wie ze hun werk doen. Dat heeft te maken met loyaliteit en dat kun je niet via een aanbesteding regelen.  Om die principiële reden hebben we ervoor gekozen dit voorstel vandaag aan Provinciale Staten voor te leggen.  

Voorzitter, ik ga afronden met een oproep richting de PvdA. Wij hadden dit initiatiefvoorstel graag ingediend samen met de PvdA. Zowel landelijk als in Amsterdam heeft de partij gepleit voor betere arbeidsomstandigheden en het inbesteden van de schoonmaak. Tot onze grote teleurstelling denkt de PvdA in de provincie daar anders over. Echte inhoudelijke overwegingen om dit voorstel niet te steunen hebben we niet gehoord. Meneer Den Uyl gaf in de commissie aan ons voorstel sympathiek te vinden, maar stelde dat het gaat om “een principiële zaak“ die pas aan de orde kan komen bij volgende collegeonderhandelingen .  Voorzitter, politiek draait inderdaad om principes maar die worden toch hopelijk niet maar één keer in de vier jaar uit de mottenballen gehaald. Wat doet de PvdA dan in de tussentijd? Ik roep de PvdA daarom op om over een onderwerp dat de partij aan het hart gaat en waarover niets is geregeld in het coalitieakkoord kleur te bekennen. Ik snap dat we niet meteen terug kunnen naar het rozenrood van het oude socialisme maar een beetje rouge of in ieder geval een gezonde blos op de wangen zou de provinciale PvdA niet misstaan.