Danser, choreograaf en schrijver Rudi van Dantzig overleed vorige week op 78-jarige leeftijd. In 2005 was van Dantzig, als biograaf van Willem Arondéus, de eerste spreker die de net ingestelde Arondéuslezing uitsprak. Klaas Breunissen, Statenlid voor GroenLinks van 1999 tot 2011, initiator en organisator van de lezing heeft in die tijd met hem samengewerkt. Hij haalt herinneringen op aan de ontmoetingen met en de lezing van Rudi van Dantzig:
Toen ik in het najaar van 2004 Rudi van Dantzig belde om te vragen of hij de eerste Willem Arondéus lezing wilde houden, zei hij meteen ja. We zijn daarna een paar maal bij hem thuis op bezoek geweest, om hem onze bedoeling met de Arondéus-lezing verder uit te leggen en als klankbord te dienen voor Rudi’s eerste gedachten over wat hij wilde zeggen. Bijzonder vond ik meteen dat Rudi zijn algemene gedachten zo adequaat met verhalen over andere mensen en met eigen ervaringen wist toe te lichten. Hij deelde zijn onzekerheid met ons én stond voor zijn diepgevoelde overtuigingen.
Ik vond de titel van zijn lezing ‘vrijheid is een beetje lastig’, ontleend aan een uitspraak van prinses Maxima, een beetje modieus. Hij was het daar helemaal niet mee eens en de titel werd, terecht, gehandhaafd.
Op een prachtige manier voldeed Rudi aan ons verzoek in zijn lezing persoonlijke ervaringen te verwerken. Aan de hand van de gang van zaken in het corps de ballet, zíjn dagelijkse wereld, lichtte hij toe dat individuele vrijheid een groot goed is, maar dat het kostbare ‘ik’ soms een stapje terug moet doen ten bate van het grotere geheel. We moeten denken in meervoud, zei hij.
Rudi van Dantzig in zijn lezing:
“De wereld van de dans waar ik uit voortkom, was misschien de beste opleiding tot het juiste en wat mij betreft het mooiste voorbeeld van vrijheid om jezelf te zijn. In de dans, het klassieke ballet in elk geval, beleef je die roes van vrijheid binnen jezelf, maar je weet ook donders goed dat die vrijheid intens samengaat en afhangt van anderen. Het corps de ballet - en corps wil zoveel zeggen als lichaam, de groep, de gemeenschap - is het lichaam, het leven van ons werk, van onze kunst. Onderdeel zijn van zo’ n gemeenschap vraagt een grote discipline en, zo lijkt het, eist het uitschakelen van je eigen persoonlijke beleving. Maar zo ervaren dansers het niet en zo is het ook niet. Er is de euforie en de voldoening van samen uitdrukking geven aan de stem van een ander – de componist, de choreograaf – en dat vooral met volle inzet. Ik heb dat altijd ervaren, en nog, als het mooiste van het dansersvak. En van het leven.’’