Op 16 juni hield fractievoorzitter Harmen Binnema de volgende bijdrage bij de Lentenota 2008, waarin wordt vooruitgeblikt op de begroting 2009.

(de gesproken tekst geldt)

Een aantal jaren geleden kon het nog wel eens voorkomen dat als GroenLinks een voorstel deed om een bedrijventerrein duurzaam in te richten, bij nieuwe woningen duurzaam te bouwen of duurzaam te beleggen, dat we enigszins glazig aangekeken werden. Het kostte ook nog wel eens moeite anderen van de noodzaak hiervan te overtuigen. Inmiddels is dat behoorlijk anders: iedereen is een beetje meer of een beetje minder duurzaam. Het besef dat wat we nu doen invloed heeft op de wereld van morgen en dat het verstandig is daar rekening mee te houden, is wijd verspreid. Tegelijk dreigt duurzaamheid ook een modewoord te worden, een kreet, iets wat erbij hoort en daarmee een leeg en loos begrip.

Ik zal u niet vermoeien met een theoretische verhandeling over de definitie en de historie van het begrip duurzaamheid. Juist om te voorkomen dat duurzaamheid tot een leeg begrip wordt, is het immers nodig vanuit het abstracte te werken aan een concrete invulling. Hoe kunnen we duurzaamheid terugzien in het provinciale beleid, meer in het bijzonder in de Kaderbrief en de begroting 2009?

Duurzaamheid is wat ons betreft zowel groen als links. De groene invulling ligt het meest voor de hand: de meeste mensen denken bij duurzaamheid ook aan natuur, milieu, zorgen voor de aarde. Terecht. Hier is nog een wereld te winnen: grondstoffen worden in hoog tempo uitgeput, we consumeren meer en meer en kostbare natuur gaat verloren. Veruit het grootste deel van de energie die wordt opgewekt (ook bij ons eigen NUON) is niet duurzaam. Duurzaamheid is ook links: het duidt op solidariteit tussen mensen, over grenzen en door de tijd heen. De manier waarop geproduceerd wordt dient te gebeuren met respect voor de arbeidsomstandigheden van mensen. In de oplossingen die we kiezen voor problemen in onze samenleving dient het respect voor mensen voorop te staan. Iedereen verdient kansen zich te ontwikkelen en zijn of haar plek in de maatschappij te krijgen.

Duurzaam betekent ook dat we in de oplossingen die we nu kiezen rekening houden met de toekomst. Duurzame oplossingen volgen niet de waan van de dag, maar spelen in op datgene wat de volgende generaties nodig hebben. Duurzaamheid houdt ook in dat ons denken niet ophoudt bij de provinciegrens. We zijn ons bewust van het feit dat wat we hier doen ook effecten elders heeft.

Vanuit dit perspectief van duurzaamheid – zowel groen als links – kijken wij naar de Lentenota die we vandaag bespreken. Ik heb daarbij een drietal hoofdthema’s waarop ik uitgebreider in zal gaan: ecologische hoofdstructuur, jeugdzorg en duurzame energie. Hiermee geven we ook aan waar wij onze prioriteiten leggen voor de begroting 2009.

We hebben de ambitie om in 2018 de EHS in Noord-Holland gerealiseerd te hebben, zoals begin jaren negentig afgesproken. GroenLinks wil dat de provincie die afspraak en ambitie waar maakt. Dat is allereerst belangrijk voor de natuur. De natuur heeft een versterking door middel van de EHS hard nodig vanwege toenemende verstedelijking en slechtere milieukwaliteit. Ten tweede is het belangrijk omdat we ons hiermee een betrouwbare overheid tonen. We laten zien dat we ons aan onze afspraken houden en burgers zien dat een provincie ook iets voor elkaar krijgt. Duurzaam door kwaliteit en de garantie dat je afmaakt waaraan je begonnen bent.

Maar de realisatie van de EHS in 2018 is onzeker en geldgebrek speelt daarbij een belangrijke rol. Het proces van de herijking EHS inclusief ontgrenzing en nieuw begrenzing is nu in volle gang. Ook in dat proces is de ambitie om in 2018 trots op Noord-Holland te kunnen zijn, dat we de EHS op tijd hebben gerealiseerd. Wij vragen aan GS om aan PS een helder plan voor te leggen waarin zichtbaar wordt gemaakt wat er nog moet gebeuren om in 2018 de EHS, inclusief de ecologische en robuuste verbindingszones te realiseren. Dan hebben we het zowel over de verwerving van grond als het beheer van gebieden, met inzicht hoeveel geld daarvoor nodig is.

Tot nu toe is de insteek van de provincie geweest: de EHS is een rijksverantwoordelijkheid, waarbij de provincie uitvoert. We hebben er in het verleden wel voor gekozen om een deel voor te financieren, maar in principe dient het geld voor de EHS van het Rijk te komen. We dragen dus niet bij uit provinciale middelen. Op zich is er best iets voor zo’n redenering te zeggen. Immers, op veel andere terreinen zeggen we ook dat de provincie terughoudend moet zijn om de gaten te vullen die anderen laten vallen.

Maar van veel onderwerpen die in onze provincie spelen, zeggen we tegelijk ook: dat is zo belangrijk, dat moet gerealiseerd worden en als daar provinciaal geld voor nodig is, dan moet dat maar. Ik denk aan investeringen in infrastructuur, openbaar vervoer, maar ook cultuur, ruimtelijke ordening etc. Juist daarom is het van belang inzicht te krijgen in wat er allemaal nodig is om dat einddoel van 2018 te halen. Als er financiële verplichtingen voor de provincie uit voortvloeien, is dat voor GL aanvaardbaar, want realisatie van de EHS vinden we en erg belangrijk doel. Dit plan dient er tijdig te zijn om een rol te kunnen spelen bij de discussie over de begroting 2009 en de daarbij behorende 2e Investeringsimpuls.

Er is nog steeds een ernstig doorstroomprobleem bij Jeugdzorg. Een van de oorzaken is het tekort aan institutionele plaatsen. Telkens al we denken dat de wachtlijsten teruggedrongen zijn, komen ze minstens net zo hard terug. Op deze plek heb ik al vaker gezegd dat, hoewel geld een belangrijke factor is en we alle mogelijkheden van structurele en incidentele middelen zouden moeten gebruiken, er een meer fundamenteel probleem lijkt te zijn in de organisatie van de jeugdzorg. Er wordt langs elkaar heen gewerkt, de procedures, regeltjes en formulieren maken dat professionals met steeds minder plezier hun werk doen. Ook kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat het Rijksbeleid en de ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin in sommige opzichten de zaken alleen maar ingewikkelder maken. Ten slotte is de voortdurende discussie over de vraag of de provincie wel over de jeugdzorg zou moeten gaan of dat het beter aan de gemeenten kan worden overgedragen, bepaald niet bevorderlijk. Allemaal ten koste van de jongeren voor wie het allemaal zouden moeten doen. Duurzaam betekent hier: zorgvuldig omgaan met jonge mensen en het vinden van oplossingen die hen echt verder helpen.

Ook zijn er steeds minder pleeggezinnen beschikbaar, terwijl het aantal hulpvragen nog steeds stijgt. Enige tijd geleden was er een rondetafelgesprek met het Netwerk Jeugdzorg. Er kwamen verschillende pleegouders aan het woord, die een aantal mogelijke oorzaken aangaven voor de terugloop in het aantal pleeggezinnen. Onder andere werd geconstateerd dat pleegouders vaak voor kosten komen te staan, die niet uit de pleegvergoeding kunnen worden gedekt. Dit gaat vaak om medische kosten, waarvoor de eigen ouders van het kind een aanvraag bij de zorgverzekeraar moeten indienen. Pleegouders moeten dit vooruitbetalen en afwachten of zij daadwerkelijk deze kosten vergoed krijgen. Het komt nogal eens voor dat de eigen ouders dan niet thuis geven.

Door de gedeputeerde werd tijdens de conferentie toegezegd, dat er een voorziening zal komen waaruit pleegouders in voorkomende gevallen een voorschot kunnen krijgen. Bij de Lentenota zijn hier geen voorstellen voor gedaan. Wij willen GS vragen om voor het lopende jaar te zoeken naar middelen voor een dergelijke voorziening en bij de opstelling van de begroting 2008 een en ander structureel in te richten.

Het derde thema waar ik bij stil wil staan is duurzame energie. Energiebeleid bestaat wat ons betreft telkens uit twee elkaar versterkende onderdelen. Aan de ene kant de omschakeling naar duurzame energie. Naast de inspanningen die al worden gedaan op het terrein van windenergie zijn we ook benieuwd naar de invulling die dit college wil geven aan andere vormen van duurzame energie, zoals energie uit reststromen, zonne-energie en getijdestromen. Uiteraard mag ook warmte-koude opslag hierbij niet onvermeld blijven. We vragen hierbij ook nadrukkelijk om bedrijven bij elkaar te brengen die elkaar van energie kunnen voorzien en deze ontwikkeling ook door middel van ruimtelijke planning te bevorderen.

Het andere aspect van energiebeleid is zorgen dat energie bespaard wordt. Allereerst zijn we benieuwd te horen hoe het staat met onze voorbeeldfunctie: hoe gaat het met energiebesparing in de provinciale organisatie? We zijn ook benieuwd naar de mogelijkheden voor besparing die benut worden op de bedrijventerreinen in onze provincie, met inbegrip van de glastuinbouw. Specifiek wil ik het hier hebben over energiebesparing in de woning. In ons collegeprogramma hebben we afgesproken het energiezuinig of klimaatneutraal bouwen te bevorderen. Belangrijk is om dit niet alleen toe te passen bij nieuwbouw, maar daarin ook nadrukkelijk de bestaande voorraad te betrekken. Naast dat het goed is voor het milieu, is energiebesparing ook goed voor de portemonnee. Graag willen we deze ambitie in de komende tijd concreet maken. De tijd lijkt hier gunstig voor, omdat ook het Rijk en een aantal gemeenten in onze provincie – waaronder recent Amsterdam – plannen in deze richting ontwikkelen. We vragen het college om met een actieprogramma te komen voor het bevorderen van energieneutraal bouwen én renoveren, in samenwerking met gemeenten, woningbouwcorporaties en ontwikkelaars.

Tot zover de drie hoofdthema’s. In het vervolg wil ik nog ingaan op een aantal andere onderwerpen die wij in deze Staten op de agenda hebben gezet en waarbij het van belang is resultaten de voortgang te volgen en de concrete resultaten te beoordelen.

We leven in een dynamische provincie en aan die dynamiek dragen wij het nodige bij. De gedeputeerde van Ruimtelijke Ordening laat geen gelegenheid onbenut om te vertellen dat we bij niet minder dan 107 gebiedsontwikkelingsprojecten betrokken zijn. Als tegenwicht voor deze drukte en dynamiek hebben we ook behoefte aan rust, stilte en vooral ook duisternis. Vorig jaar heeft mijn collega Klaas Breunissen met behulp van een heuse lichtshow laten zien op hoe weinig plekken in onze provincie het nog écht donker is. Bij die gelegenheid heeft GroenLinks een initiatiefvoorstel ingediend ‘Kom op voor de duisternis’. Helaas is het daarna lange tijd stil gebleven. Nou is stilte wel een oerkwaliteit, maar we hadden toch gehoopt dat we nu al wat verder zouden zijn. Kan het college beloven hier nu haast mee te gaan maken?

Het openbaar vervoer heeft ons in de afgelopen weken flink beziggehouden. Als regelmatig busreiziger was ik een van de vele gedupeerden van de langdurige staking. In elk geval heeft het duidelijk gemaakt hoe belangrijk openbaar vervoer is voor de bereikbaarheid en voor sociale contacten van veel mensen. Om die reden investeert deze provincie al vele jaren fors in het openbaar vervoer. Voor een deel zijn die overigens nodig om de bezuinigingen van het Rijk, die al heel wat jaren achtereen plaatsvinden, op te vangen. Daarmee hebben we naar mijn idee meteen de kern van het probleem te pakken.

We kunnen lang discussiëren over de vraag of het conflict wordt veroorzaakt door vakbonden die te veel willen en te hoge eisen stellen, of door vervoerbedrijven die hun hand op de knip houden of het aan de verkeerde zaken uitgeven. We kunnen eveneens heel lang discussiëren over de vraag of het door marktwerking allemaal erger of juist beter is geworden. Op beide vragen zult u van GroenLinks een genuanceerd antwoord krijgen. De essentie is dat door het Rijk met de mond wordt beleden dat het openbaar vervoer een echt alternatief moet zijn voor de auto, maar dat de geldstromen hiermee volstrekt in tegenspraak zijn. Om dit signaal vanuit de provincie nog eens duidelijk te maken, ook ter ondersteuning van het advies van senator Klaas de Vries, dienen wij de volgende motie in.

Al vele jaren benadrukken wij het belang van zorgvuldig ruimtegebruik. Eerst kijken of binnen de bestaande locaties mogelijkheden zijn en pas als die benut zijn overgaan tot uitleglocaties. Op twee terreinen zien we, met een belangrijke rol voor de provincie, dat dit beleid succes heeft. En goed voorbeeld doet volgen. Zowel de herstructurering van bedrijventerreinen met behulp van de HIRB regeling als het opknappen van binnenstedelijke locaties via ISV verloopt zo goed dat de belangstelling groter is dan de middelen die we nu beschikbaar hebben. We sluiten ons graag aan bij de pleidooien die zijn gehouden om voor deze beide doelen naar extra middelen te zoeken. Bovendien delen we de zorg dat opgeknapte en nieuw ingerichte terreinen op termijn alsnog kunnen verloederen. Door erfpacht, parkbeheer en andere bindende afspraken kunnen we dit helpen te voorkomen.

Tot onze vreugde stelt het college opnieuw een Investeringsimpuls voor. Een grote kans voor de provincie op verschillende terreinen laten zien dat we daadwerkelijk het verschil maken en iets voor de burgers bereiken. Op die basis zouden we ook de keuze voor de projecten moeten maken. Ook voor GroenLinks is de Investeringsimpuls een kans om belangrijke doelen te realiseren. Het is verleidelijk om al met een wensenlijstje te komen voor deze investeringsimpuls; die verleiding zal ik weerstaan. Wel wil ik aangeven wat onze insteek is bij de beoordeling en uiteindelijke keuze van de projecten op het gebied van wegen, openbaar vervoer, sociaal-culturele infrastructuur en groen.

De eerste twee vat ik voor het gemak samen onder bereikbaarheid. Van groot belang is de balans tussen investeringen in wegen en openbaar vervoer. Bij de aanleg van wegen is ons uitgangspunt dat we eerst kijken naar het beter benutten van bestaande wegen, waaronder verkeersmanagement en beprijzing. Voor het openbaar vervoer zouden de investeringen zich moeten richten op dat wat de reiziger nodig heeft: kwaliteit, frequentie, comfort en toegankelijkheid.

Sociaal-culturele infrastructuur. Wat betreft cultuur zoeken we naar een mix van vernieuwing en behoud. Aan de ene kant het erfgoed en de (cultuur)historie van onze provincie, aan de andere kant ruimte voor experimentele kunst, voor cultuur die niet voor de grote massa is. Sociaal beleid zou zich vooral ook op de jeugd kunnen richten. Dan is het overigens goed niet alle aandacht te laten gaan – hoe belangrijk ook – naar de jongeren met wie het niet zo goed gaat, maar ook te kijken hoe alle jongeren in onze provincie zich kunnen ontwikkelen en kunnen meedoen.

Voor het onderdeel groen kan ik verwijzen naar de opmerkingen die ik eerder heb gemaakt over de bevordering van duurzame energie en de realisatie van de EHS. Naast de noodzaak om nieuwe natuur aan te kopen en in te richten, moeten we ook letten op de kwaliteit van de bestaande natuur. We maken ons ook zorgen over beheer en onderhoud van bestaande natuurgebieden. Er is veel goede wil, zowel bij de natuurbeheerdersorganisaties als bij de agrarische natuurbeheerders, maar onder meer door financiële belemmeringen ook nog heel wat knelpunten op te lossen.

Ik ben begonnen met aan te geven dat GroenLinks vanuit het perspectief van duurzaamheid naar deze Lentenota heeft gekeken. Door nader in te gaan op energieneutraal bouwen, jeugdzorg en de EHS heb ik getracht dit begrip concreter te maken en te laten zien dat het groen én links is. Ik heb ook gezegd dat ik niet te lang bij definities stil wilde staan. Maar vooruit, dan toch even. Als we Wikipedia mogen geloven, betekent duurzame ontwikkeling dat economische, sociale en ecologische belangen in balans zijn. Dat doet meteen denken aan het motto van dit college: Krachtig, in balans. Niet voor niks. Het is immers onze opgave om een antwoord te geven op de uitdagingen waarvoor deze provincie ons stelt met respect voor de balans tussen rood en groen, tussen welvaart en welzijn, tussen vernieuwen en behouden.

Het is in deze tijden, zeker voor een voetballiefhebber als ik, haast onvermijdelijk om iets over het EK te zeggen. Ik zal dat niet doen door een uitgebreide analyse van de wedstrijden tot nu toe of een voorspelling voor de kwartfinales – daar hebben we al genoeg deskundigen voor die ons beeldscherm vullen. Evenmin zal ik, zoals politici nog wel eens willen doen, met metaforen op de proppen komen die aangeven dat politiek eigenlijk net voetbal is. Maar ik zag ineens wel een parallel tussen Oranje en de provinciale politiek. Immers, de manier waarop het Nederlands elftal nu speelt, laat zich nog het best omschrijven als: krachtig, in balans. Op miraculeuze wijze lijken ineens alle puzzelstukjes op hun plek gevallen. Iedereen staat op de juiste plek, doet wat nodig is en de balans tussen aanvallen en verdedigen, tussen tempo maken en temporiseren, tussen technisch en de beuk erin klopt. Iedereen lijkt inmiddels het gemopper vergeten over heel wat kwalificatiewedstrijden die de moeite van het aanzien nauwelijks waard waren.

We hebben een prima collegeprogramma, een prima team. Ook in de Lentenota treffen we heel wat voorstellen aan die onze goedkeuring kunnen wegdragen. Daar heb ik ook de nodige positieve woorden aan gewijd. Maar het mag wat ons betreft nog wat pittiger, wat gedurfder, wat meer buiten de gebaande kaders. Ik zie dat ook als een uitdaging aan mijn partij en aan ons als collegepartijen. We hebben elkaar gevonden in het besef dat economische, ruimtelijke, sociale en natuur ontwikkeling samen opgaan en elkaar versterken. We hebben gekozen voor een ambitieus programma waarin alle vier partijen zich kunnen herkennen. Het lijkt mij goed als alle vier collegepartijen in het volle besef van de gezamenlijke missie, ook de ruimte nemen om hun eigen gezicht te laten zien. Hun eigen accenten leggen, hun eigen speerpunten benoemen. Juist uit het naast elkaar leggen van die verschillende perspectieven en inzichten komen de goede ideeën naar boven. Dan weet ik zeker dat we nog drie krachtige jaren tegemoet gaan.