De besluitvorming over het al dan niet bouwen van een dependance van de Calsschool in het groengebied ten westen vande wijk Fortlanden in Naarden is een gemeentelijke aangelegenheid. Dat antwoorden Gedeputeerde Staten op schriftelijke vragen van GroenLinks over deze omstreden kwestie. GS onthouden zich van commentaar op de suggestie van de voorzieningenrechter dat de gemeente een reguliere bestemmingsplanprocedure moet voeren in plaats van een artikel 19 procedure. Volgens de rechter is dat gewenst vanwege de in het geding zijnde natuurwaarden.
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van de vragen en antwoorden.

VRAGEN NR. 39

Haarlem, 4 april 2006

Onderwerp: Vragen van drs. K.W.C. Breunissen (GroenLinks)

Bijlage(n): 1

De voorzitter van Provinciale Staten van Noord-Holland deelt u overeenkomstig het bepaalde in artikel 45 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale Staten mede, dat op 9 maart 2006 van het lid van Provinciale Staten, de heer drs. K.W.C. Breunissen, de volgende vragen bij Gedeputeerde Staten zijn ingekomen.

Inleiding
De gemeente Naarden wil in de groenzone tussen natuurgebied Naardermeer en de wijk Fortlanden een dependance bouwen van de Calsschool. Dit plan stuit op verzet bij bewoners- en natuurorganisaties omdat zij negatieve gevolgen vrezen voor het natuurgebied Naardermeer en omdat het een aantasting is van de voor woonwijk belangrijke recreatieve groenzone. De gemeente wil de bouw van de schooldependance mogelijk maken middels een artikel 19 procedure. Op 20 februari 2006 heeft de voorzieningenrechter in Amsterdam echter de door de gemeente verleende vrijstelling, de kapvergunning en de bouwvergunning geschorst omdat zij ‘een daadkrachtige motivering ontberen’.
Deze kwestie is aanleiding voor ondergetekende om namens de statenfractie van GroenLinks tot het stellen van de volgende schriftelijke vragen aan het college van Gedeputeerde Staten.

Vragen
1. Volgens de voorzieningenrechter ‘is gebleken dat onduidelijkheid bestaat over de vraag of het gebied waar de te kappen bomen zich bevinden en het bouwplan zal worden uitgevoerd, valt onder de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur en zo ja, welke gevolgen daaraan moeten worden verbonden’.  In een Memo d.d. 8 februari aan de statencommissie NLWM schrijft gedeputeerde Poelmann dat het gebied niet in PEHS-gebied ligt.
Kunt u duidelijkheid verschaffen of het plangebied nu wel of niet binnen de PEHS ligt? Kunt u op een gedetailleerde kaart aangeven waar ter plaatse de grens van de PEHS loopt?
Indien het plangebied (gedeeltelijk) binnen de PEHS ligt, bent u dan met ons van mening dat het provinciaal natuurcompensatiebeleid van toepassing is?
2. Volgens het provinciale artikel 19 beleid hebben gemeenten geen toestemming van Gedeputeerde Staten nodig om zelfstandig een artikel 19 vrijstellingsprocedure te volgen, zolang het geen speerpunt van provinciaal beleid betreft. Eén van de provinciale speerpunten is of het gebied valt onder de Habitat- en Vogelrichtlijn. Natuurgebied Naardermeer valt onder de Habitatrichtlijn. Volgens de uitspraak van de voorzieningenrechter kan niet worden uitgesloten dat het bouwplan en de daaraan voorafgaande kap significante gevolgen hebben voor het nabijgelegen Naardermeer. Zij is van mening dat de gemeente Naarden deze mogelijk gevolgen ‘niet, of althans onvoldoende’ heeft onderzocht.
Bent u met ons van mening dat het onderhavige bouwplan valt onder de speerpunten van provinciaal beleid en dat derhalve de gemeente Naarden een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten had moeten vragen voor de door haar gevoerde artikel 19 procedure?
3. Een ander speerpunt van provinciaal beleid zijn de nationale landschappen. Kunt u gedetailleerd op kaart aangeven waar ter plaatse de grens van het nationaal landschap Groene Hart loopt?
4. In 1988 heeft de provincie als eis gesteld voor goedkeuring van het bestemmingsplan dat de bouw van de wijk Fortlanden mogelijk maakte, dat er een bufferzone van 100 meter moet worden aangehouden tussen de nieuwe woonwijk en natuurgebied Naardermeer. De gemeente wil nu de schooldependance bouwen in genoemde bufferzone. De voorzieningenrechter spreekt uit dat de gemeente ‘onvoldoende duidelijk [heeft] gemaakt dat thans een bufferzone van slechts 60 meter aanvaardbaar is en de te kappen bomen zich alsdan buiten de bufferzone zouden bevinden’.
Bent u nog steeds van mening dat tussen de bestaande woonwijk en natuurgebied Naardermeer een bufferzone van 100 meter moet worden aangehouden? Wat is de exacte status van genoemde bufferzone?
5. Bij de bouw van de wijk Fortlanden is bezuinigd op recreatief groen binnen de woonwijk om de bufferzone van 100 meter tussen de wijk en natuurgebied Naardermeer mogelijk te maken.
Hoe denkt u over het risico dat aantasting van de bufferzone door bouw van een schoolgebouw en alles wat daar bij hoort, de buurtbewoners voor hun recreatieve behoeften minder gebruik zullen maken van de bufferzone en meer van natuurgebied Naardermeer?
6. Volgens de voorzieningenrechter heeft de gemeente Naarden met Gedeputeerde Staten overleg gevoerd over haar bouwplan, maar is uit de stukken niet duidelijk waaruit dit overleg heeft bestaan?
Kunt u ons informeren waarover overlegd is en welk standpunt Gedeputeerde Staten daarbij hebben ingenomen?
7. De voorzieningenrechter ‘acht het niet uitgesloten dat de rol van GS bij dit bouwplan, gelet op de te beschermen nabije omgeving daarvan, groter zal dienen te zijn dan thans tot dusverre het geval is geweest. De rechter vraagt zich in dit kader af of de vrijstellingsprocedure in dit geval wel de meest geëigende is in plaats van een bestemmingsplanwijziging’.
Wat is uw commentaar op deze uitspraak van de rechter? Gaat u er bij de gemeente Naarden op aandringen, indien de gemeente vasthoudt aan haar bouwplan en gezien de uitspraak van de voorzieningenrechter en de in het geding zijnde natuurwaarden, voor dit bouwplan een reguliere bestemmingsplanwijziging te hanteren en niet een artikel 19 vrijstellingsprocedure?

Ons antwoord aan provinciale Staten luidt als volgt:

1. In de memo van 8 februari 2006 die de heer Poelmann aan de statencommissie NLWM heeft overhandigd is informatie verstrekt over het vigerend provinciaal ruimtelijk beleid, zoals verwoord in het streekplan Noord-Holland Zuid, waartoe het grondgebied van de gemeente Naarden behoort. Volgens de streekplankaart ligt de groenzone van de Verlengde Fortlaan niet in het gebied van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Dat deel van de plankaart waarin het betreffende gebied ligt hebben wij hierbij gevoegd.  
Beantwoording van de vraag of natuurcompensatie van toepassing is achten wij derhalve hier niet aan de orde.

2. Projecten gesitueerd binnen de in de streekplannen aangeduide natuurgebieden en ecologische hoofdstructuur, alsmede natuurgebieden aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet en de gebieden vallende onder de Habitat- en Vogelrichtlijn, vallen inderdaad onder de speerpunten van ons artikel 19 WRO-beleid. Volgens de streekplankaart ligt de groenzone van de Verlengde Fortlaan niet binnen één van deze gebieden. Wij kunnen echter niet oordelen welke significante gevolgen het bouwplan heeft voor het Naardermeer, omdat wij geen bevoegd gezag zijn en derhalve niet beschikken over de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan. 
Het gemeentebestuur van Naarden heeft naar eigen bevoegdheid, inzicht en verantwoordelijk¬heid besloten om voor het bouwplan een artikel 19 lid 2 procedure toe te passen (zonder verklaring van geen bezwaar van ons college). Tegen dit besluit is beroep aangetekend bij de rechtbank in Amsterdam. De rechtbank oordeelt of het gemeentebestuur de juiste procedure heeft toegepast.
 
3. Projecten die het oprichten van bouwwerken binnen de rijksbufferzones en Nationale Landschappen inhouden vallen onder de speerpunten van ons artikel 19 WRO-beleid. Het betreft de bufferzones Utrecht-Hilversum, Amsterdam-Haarlem, Amstelland-Vechtstreek, Amsterdam-Purmerend en het Nationaal Landschap Het Groene Hart. Voor de begrenzing verwijzen wij u naar de VINEX van oktober 1999. De begrenzing van het Groene Hart is bepaald in de Nota Ruimte, PKB-kaart 9.  Deze hebben wij als bijlage hierbij gevoegd. De gronden gelegen binnen de rode contouren in het streekplan Noord-Holland Zuid vallen niet onder deze speerpunten.

4. In 1988 gold voor het gebied het streekplan Gooi- en Vechtstreek. Sinds 2003 geldt voor het onderhavige gebied het streekplan Noord-Holland Zuid, waarin rode contouren zijn opgenomen. In het nieuwe streekplan is de grens van de bufferzone vervangen door rode contouren. Voor gebieden binnen de rode contouren geldt in beginsel een grotere beleidsvrijheid voor gemeenten om daar zelfstandig een ruimtelijk beleid te voeren. Buiten de rode contouren geldt een restrictief ruimtelijk beleid. Dit beleid gaat uit van het tegengaan van stedelijke functies buiten de rode contouren ter  bescherming van de natuur- en landschappelijke waarden van het buitengebied.
Over de vraag of het bouwplan nu wel of niet binnen de rode contour is geprojecteerd en  daarmee wellicht in strijd is met het streekplanbeleid, moet bedacht worden dat de contourenkaart, behorende bij het streekplan, schaal 1: 25.000 is gemaakt. Dit stemt overeen met het provinciale schaalniveau. De kaart is dan ook niet geschikt om op perceelsniveau te beoordelen. Bij het implementeren van ons beleid in het ruimtelijke beleid van de gemeente op bestemmingsplanniveau is aan de gemeente expliciet en bewust beleidsruimte gegeven wat betreft nadere detaillering en ligging van de rode contour (blz. 82 streekplan NHZ).
Volgens het streekplan ligt de rode contour ter plaatse van de Verlengde Fortlaan. Een definitieve begrenzing van deze rode contour vindt plaats op bestemmingsplanniveau.

5. De vaststelling, inrichting, ontwikkeling van ruimtelijke plannen op lokaal niveau is een gemeentelijke aangelegenheid. Het primaat voor de vaststelling van een bestemmingsplan ligt bij de gemeenteraad. Over de keuzes, de inrichting en eventuele daaraan verbonden risico’s  kunnen wij geen oordeel geven. Op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening beoordelen wij gemeentelijke plannen, binnen onze bevoegdheid, op basis van een goede ruimtelijke ordening. In het onderhavige geval heeft het gemeentebestuur het plan naar eigen bevoegdheid, inzicht en verantwoordelijkheid beoordeeld.

6. Uit de overwegingen blijkt niet dat de voorzieningenrechter van mening is dat de gemeente Naarden met ons overleg heeft gevoerd over het bouwplan. In de overwegingen merkt de rechter op dat de stelling van verweerders dat over het bouwplan overleg is gevoerd met gedeputeerde staten niet uit de stukken blijkt. Het is de rechter dan ook niet duidelijk waar dit vermeende overleg uit heeft bestaan en in hoeverre het bouwplan met ons is besproken.
Het is ons niet duidelijk over welk overleg gesproken wordt.
Incidenteel komt het voor dat gemeenten over een bouwplan een zogenaamde prealabele vraag aan ons stellen. De beantwoording hiervan c.q. het innemen van een standpunt doen wij onder voorbehoud, omdat op dat moment nog niet bekend is of er bezwaren zijn.  In het onderhavige geval hebben wij geen prealabele vraag ontvangen.
Daarnaast vindt op ambtelijk niveau regelmatig overleg plaats met gemeenten over allerlei ruimtelijke plannen c.q. nieuwe ontwikkelingen. Dit ontslaat het gemeentebestuur niet van haar bevoegdheid en eigen verantwoordelijkheid tot het wel of niet verlenen van medewerking aan een bouwplan.

7. Wij achten het niet verstandig om commentaar te geven op de uitspraak van de voorzieningenrechter waarin wij geen partij zijn. In de bodemprocedure kan de rechter immers tot een ander oordeel komen. Overigens zullen we ons laten informeren bij de gemeente  over de gang van zaken.